Verslagen Radiocafé

Verslag 14 december 2010: Miniatuur 1 Watt versterker

"Hou een voordracht over audio en je hebt de helft meer aan bezoekers." Het zijn de woorden van Dick Zijlmans en hij heeft nog gelijk ook. Het zaaltje zat dit keer werkelijk bomvol. Er kon nu werkelijk niemand meer bij! Niet dat er een geweldige High-End of een moderne versterker besproken zou worden. Integendeel! Het ging deze keer juist over zeer kleine uitgangvermogens. De wisselspanning gemeten over de spreekspoel van een huiskamertoestel waarin een EL3 als eindlamp is bij een redelijk volume nog geen 1 volt. Zelfs een volumeregelaar blijkt daarbij nog geen overbodige luxe.

Hiervan uitgaande een reden om nu eens te experimenteren met kleinere versterkers dan pompeuze zware krachtpatsers met het liefst fors uitziende en veel licht gevende eindbuizen. Met twintig watt bestrijk je een heel voetbalterrein maar in de huiskamer is twee maal tachtig watt al heel gewoontjes bij verstokte audiofielen. Het meegebrachte versterkertje levert nauwelijks netto 0,3 watt aan het 4,5 inch Isophon luidsprekertje, dat al eerder in het vorige verslag is besproken. Het miniatuur versterkertje is gebouwd op een over de datum zijnd verchroomd onderstel van 9 x 13 cm van een Japans verdeel- en voorversterkertje om de Pick-up of de bandrecorder te kunnen inschakelen. De daarop aanwezige kleine voedingstrafo is dan ook niet groot genoeg om voor een groot uitgangsvermogen te kunnen zorgen.

Als eindbuisje is dan ook een PF86 gebruikt in een zogenoemde 'twice grid'-schakeling. Een systeem waar Tungsram lang geleden, op 5 december 1931, mee op de markt kwam. Mogelijk omdat bij deze buis de PP415 het rem- of vangrooster inwendig met het stuurrooster is verbonden. De elektronenstroom wordt dus twee maal gestuurd alvorens de anode te bereiken. Tevens is de werking als vangrooster vergroot daar deze nu ook een weinig negatief is. Goed beschouwd werkt in een zelfde schakeling de PF86 waarbij het vangrooster naar buiten is uitgevoerd en dus met het rooster verbonden kan worden gelijktijdig als pentode en triode. Vergelijkbaar met een Ultra-Lineaire schakeling.  Hetgeen zeker de kwaliteit ten goede zal komen.

Het buisje heeft een gloeispanning van 4,5 volt  bij 300 mA en er moet dus een weerstand van 6 ohm 2 watt in de gloeistroomleiding opgenomen worden om het te kunnen aansluiten op de aanwezige 6,3 volt. Waarom juist dit P-buisje dat bedoeld is voor een transistronschakeling in een TV toestel? Het is de lage 4,5 gloeispanning van dit buisje dat het mogelijk maakt om oudere 4 volts buizen te vervangen. Zoals bijvoorbeeld een E442 waarbij wel het vangrooster met het schermrooster verbonden moet worden om er een tetrode van te maken. De inwendige weerstand van de buis zou anders te weinig demping hebben op de anodekring als het een tweekringer betreft, zoals de bijvoorbeeld de metalen Philips 2534. De terugkoppeling zou dan niet naar behoren kunnen werken.

Tijdens een NVHR-cursus in Haarlem heb ik bij zo'n metalen 2534 Philips toestel alle lampen vervangen door PF86’s . De E415 door het buisje als triode te schakelen en de B443 als boven beschreven. Het is niet nodig weerstanden en condensatoren daar aan toe te voegen. Gewoon alleen de lamp op een oud lampvoetje plaatsen is voldoende.

Voor het eerst werd mijn aandacht gevestigd op dit handige buisje na een bezoek in 1998 aan de LRV de Limburgse Radio Vrienden. Samen met de heren Lankester en Houtkamp waren we naar Heerlen gereden om daar kennis te kunnen nemen op welke wijze zij daar een radiocursus geven. Misschien dat het mogelijk zou zijn, dat zij onze lessen daar ook zouden kunnen gebruiken en zo de mogelijkheid te bieden dat ook NVHR-leden daar in het verre Limburg het begeerde NVHR-Radiodiploma kunnen verwerven.

Maarten van Rossum liet het ons kort geleden op de TV nog weten, bij Paul en Witteman, in een gesprek over inburgeren. Dat er in Nederland zelfs nog een provincie is waar geen Nederlands wordt gesproken. Nou daar kunnen wij van meepraten. Wij kregen dan ook door de heer Meulenberg, die op voortreffelijke wijze deze zelfbouw cursus gaf, een tolk toegewezen. Een vriendelijke Akoliet die zich tijdens de middag ook nog verkleedde in zijn kerkelijk op een kazuifel gelijkend kostuum omdat hij in de namiddag dienst had.

De heer Meulenberg hield op een gegeven moment een Philips plaatstroomapparaat omhoog en vroeg daar iets over. Een der cursisten antwoordde daarop iets wat wij niet konden verstaan. Maar onze tolk vertaalde dat enigzins plechtig en gedragen al was de mis al begonnen. ”De cursist weet dat het een plaatstroomapparaat is, de stroom is hem duidelijk maar de plaat kan hij niet thuis brengen.”

In gedachten herinnerde ik als vanzelf de woorden: “Dominus vobiscum et cum spiritu tuo”.  Ik kon echter de cursist wel begrijpen, want  als je niet weet wat er wordt bedoeld, dan is “plaatstroomapparaat” een raar woord als je er goed over nadenkt. In door de heer Meulenberg samengestelde opleiding  moeten de leerlingen een éénlampertje bouwen bleek later en telkens krijgen zij een opdracht welk deel ze thuis moeten maken. Er werd dan op de cursusdag gekeken of het precies gemaakt was volgens de tekening. Werd dat goed gekeurd dan mocht de volgende stap genomen worden, bijvoorbeeld het lampvoetje aanbrengen en de variabele condensator. Waarbij eerst de uitleg waarvoor deze dienen. Totdat na enkele cursusdagen het geheel in elkaar gezet zou zijn. Niet de dure A415 mocht dan gebruikt worden, maar het goedkope televisiebuisje de PF86 als triode geschakeld.

Werkte het goed dan mocht de kostbare acculamp gebruikt worden. Ik vond het een goed doordacht lesprogramma, de cursus is te vergelijken met hoe vroeger in clubverband Varadynes en Kasandra toestellen gebouwd werden. Het was dus op die dag dat ik de PF86 leerde kennen als een handige vervangbuis voor oude 4 volts lampen.

Echter ons cursusprogramma daarop aansluiten in Limburg stuitte op verzet vanwege de extra betaling boven op het geld dat zij al moesten betalen voor de locatie. Enfin, mijn Amsterdamse accent deed er volgens mij ook geen goed aan. Overigens een leuke dag , we werden zelfs nog verrast met een rijke lunch.  

Het ging dus over en we dachten dan toch maar misschien een schriftelijke cursus te bedenken. In ieder geval hebben Frans Lankester en ik de gehele cursus na deze bijgewerkt te hebben en waarbij Frans zorgde voor prachtige tekeningen en schema's, op cd's gezet. Het is er echter toen niet meer van gekomen omdat het voor ons onmogelijk werd daar ook nog tijd voor vrij te maken. Wij hadden het al druk genoeg met de lessen in Haarlem, Baarn en Ede.

Het schema van de meegebrachte miniatuurversterker is niet al te ingewikkeld. De ingangen, daar is niets aan veranderd, het is nu wel mono geworden. Een ECC83 als voorversterker in een Loftin-White schakeling waarbij de tweede triode dus als kathodevolger werkt. De versterking van deze tweede triode is iets minder dan één, maar geeft een betere koppeling aan het rooster van de PF86 dan dat we het signaal van de anode afhalen van de eerste triode. Waar dan ons aardpunt via een elco van 20 µF loopt.

Nu is de daar in deze elco optredende frequentie afhankelijke schijnbare weerstand nauwelijks van enige invloed. Maar signaal over een elco die in feite een doorlopend formerend orgaan is om het diëlectricum in stand te houden lijkt mij minder geschikt. Alhoewel het niet hoorbaar zal zijn, maar toch! Er is een eenvoudige toonregeling toegepast en direct hieraan gekoppeld de volumeregelaar die met de loper beide roosters van de PF86 van signaal voorziet. De voeding is enkelfasig en kan niet veranderd worden daar een der aansluitingen van de hoogspanning inwendig in de trafo verbonden is met het midden van de gloeidraadwikkeling. De anodespanning is slechts 140 volt. Een EF80 kan ook gebruikt worden en geeft zelfs iets meer vermogen. Echter bij het beproeven in het versterkertje zakte de anodespanning naar 120 volt en gaat de weinige vermogenswinst verloren. De voeding kan het niet aan, dus toch maar de PF86.

Die met 5 mA anodestroom en 0,5 mA schermroosterstroom een vermogen levert vergelijkbaar met een DL92 batterijbuisje. Het te verwachten geschatte uitgangsvermogen van een pentode is eenvoudig te berekenen met
Va x Ia x 42 % = 140 x 0,005 x 0,42 = 0,295 watt.

Het werd tijd om nu ook eens het versterkertje aan de tand te voelen, zou het in staat zijn een redelijk geluid te geven, vergelijkbaar met een Ulta-Lineaire schakeling?

Een oude draagbare pick-up van het merk Triotrack met een Philips kristalopnemer is speciaal meegenomen om wat uitgezochte plaatjes te draaien. Misschien wat ouderwets in het digitale tijdperk. Maar om analoog om te zetten in digitaal en daarna weer terug te zetten is toch ook niet alles. Het is te vergelijken met een violist die zijn viool in stukken slaat en meeneemt in een schoenendoos naar de concertzaal. Daar aangekomen de stukken aan elkaar lijmt en zich gereed maakt om te gaan spelen in het orkest.

Dus toch maar de vertrouwde pick-up. Als eerste een singletje waarop te horen is de in Nederland wonende italiaanse zangeres Detti Casoli, die het bekende en mooie Amore Scusami zingt.

De tekst “Amore scusami se sto picangendo amore scusami. Ma ho capito che lasciandoti io soffrio” zal vele bekend in de oren klinken.

Detti Casoli werd in 1975 vaste zangeres bij het orkest Malando dat toen onder leiding stond van Evert Overweg. Al na de eerste noten springt echter René Daemen, de expert op het gebied van grammofoons van de NGG, op met de woorden: “De naald is niet goed” en in een mum van tijd of liever gezegd vliegensvlug weet hij de versleten naald te vervangen door een nieuwe. Werkelijk een staaltje vakwerk van deze NGG technicus.

Opnieuw de grammofoon gestart en nu klinkt op een redelijk voldoende niveau de stem van de zangeres door het zaaltje. “Amore baciami,arrivederci amore baciami… Ach, als hier in het zaaltje het volume al ruim voldoende is, zal het thuis in de huiskamer begrijpelijk zijn waarom er een volumeregelaar aanwezig is. Met de toonregeling is zelfs heel beschaafd enige nuance aan te brengen en om de bassen wat meer tot hun recht te laten komen. Toch iemand die opmerkt dat het jammer genoeg geen stereo is. Ach wat wil zo’n man? Dat zij onder het zingen over het podium heen en weer loopt ? Echte musici luisteren zoals bekend  toch het liefst mono.

Al eerder maakte ik mee op een Audio Show waar diverse handelaren hun bijzonder dure geluidsapparatuur demonsteerden, dat een van de handelaren een wel heel imposant High-End toestel had opgesteld met wonderlijke gevormde luidsprekerboxen van het merk BADVOX. Ik had er nog nooit van dat merk gehoord. De in een smoking gestoken verkoper wilde net op mij toestappen op het moment dat een wat ouder plattelandsechtpaar nieuwsgierig naderbij kwam. Zijn keuze was snel gemaakt en hij wende zich tot naar beide oudjes. Zo te zien tegen hun zin liet hij ze plaats nemen op twee stoelen recht voor beide luidsprekers. Nam een glimmende cd ter hand en zei: “Ik zal jullie eens wat moois laten horen Pablo Casals met de suite no 3 van Bach op zijn Cello”. Op dat moment hoorde ik het vrouwtje haar man vragen op zachte toon: ”Wat is een Cello?” Waarop hij fluisterde: “Dat weet je toch! Dat is van ons e-mailadres”.

De uitgang van het versterkertje is hoogohmig. Denk niet: dan kan ik een 2000 ohm luidspreker aansluiten, want daarvan is de impedantie te laag. De uitgangstrafo kan niet op het chassis gemonteerd worden en de primaire impedantie moet minstens 14000 ohm zijn. Eventueel bij wijze van proef twee 7000 ohm uitgangen in serie proberen. Het betekent ook dat de volle hoogspanning van 140 volt op de luidsprekeraansluiting staat. Er wordt hier een moderne plastic 6,3 mm jack aansluiting gebruikt. Om er voor te zorgen geen optater te krijgen bij het insteken van een jackplug, mag dit geen metalen uitvoering zijn, maar moet deze voorzien zijn van een geïsoleerde greep.

Ook is de positieve aansluiting verbonden met de topaansluiting van de jackplug. Op deze wijze is het veilig genoeg om het eventueel onder spanning staande versterkertje zonder gevaar  op de luidspreker aan te sluiten. Er worden nog wat andere 45 toeren plaatjes gedraaid, waaronder Gerard Wendland met “Schau mir nochmal in die Augen”. “To remind me” van The middle of the road. Als dan ook Victor Silvester ten gehore wordt gebracht en velen terug denken aan hun eerste danslessen is het tijd geworden voor de pauze en de daarbij behorende consumpties. Tevens de gelegenheid het kleine wonderlijke versterkertje van nabij nauwkeurig te bekijken en zelfs op verzoek gaat het bodemplaatje dat slechts met een centrale bout is bevestigd er af om ook de bedrading te aanschouwen.

Iedereen is het er over eens dat het een leuk en lief hebbedingetje is. Natuurlijk zijn er weer discussies over het schema, zou een balans met een ECC82 ook niet mogelijk zijn of probeer eens als eindbuis een batterijbuis. Ik luister er met plezier naar, het is ook de opzet van ons programma dat de aanwezigen ook met ideeën komen aandragen.

Het is tijd voor Gyula de volgende spreker…

Piet van Schagen.

Eerst even een terugblik naar de jaren 50 - 60, dat een grote verandering teweeg bracht van de alom vertrouwde radiobuis naar de transistor, en veel buizentechneuten dit fenomeen argwanend volgden, waarbij velen dit maar moeilijk konden geloven dat zo'n transistor kon werken op een voedingsspanning vanaf slechts 1,5 volt en nog eens een versterking gaf van minstens drie maal als één radiobuis.

Critici beweerden al vlug dat voor dit fenomeen géén toekomst was weggelegd, omdat bij de éérste transistoren, die op dat moment op de markt waren gebracht door verschillende fabrikanten, nogal een behoorlijke onderlinge spreiding vertoonde in specificaties per type, vooral de hf-transistoren was een struikelblok en voor productie in eigen apparatuur uiterst zorgvuldig werden uitgezocht.

Als zoethoudertje is er nog even een nuvistor (kleine triode) geproduceerd om aan kleine afmetingen te wennen de eerste serie Europese transistoren die op de markt zijn gebracht begonnen met de types OC--GFT-- en TF-- de U.S.A kwamen met de MJ--2N-- en Japan de 2SA-- en 2SB--op de markt.

Alle waren nog van het germanium type P.N.P, N.P.N was in die tijd nog zeer moeilijk te fabriceren, wat  bij de latere AC-types wel mogelijk was, maar alléén in lage vermogens (AC127) maar echte power types waren nog niet voorhanden.

Grote verwarring ontstond ook door de golf van vele types die de werden aangeboden en naarstig enorme aantallen vervangboeken en tabellen werden gedrukt om een beetje wijs te worden uit deze problemen.

De grote doorbraak kwam en de siliciumtransistors BC/BD -EU / MJ/2N-U.S.A / 2SC/2SD –JAP werden geproduceerd en gemakkelijk te maken in een -
N.P.N uitvoering waarbij de P.N.P in eerste instantie wat problemen gaf, maar de oplossing liet niet lang op zich wachten, en konden beide types in grote vermogens worden gemaakt met een IC tot zo’n 10 A (MJ 2955 PNP / 2N3055 NPN) en later zelfs hoger waarbij 100 A geen probleem meer was.

Ook door de steeds verfijndere en schonere materialen en machines kon men al vooruit nauwkeurig de specificaties bepalen  voordat de productie werd gestart. 
Gevolg bijna alle gelijk aan type per productie serie en weinig uitval. Leuk is wel te vermelden van echte Hollandse koopmanskunst. De eerste OC series werden per stuk uitgezocht en daarna een type gegeven, waarbij een voorbeeld dat bij één productieserie  een OC75 / OC71 en de OC13  ontstond, waarbij de OC13 net niet voldeed aan de voorwaardes, en in de PIONIER bouwdoosjes werden gebruikt, zo ook met de OC74 –OC72- OC14.

Een overzicht van de bekendste fabrikanten van transistors uit de begintijd.

EUROPA          LAND           U.S.A                  JAPAN
ATES            F              G.E                    MATSUHITA 
MULLARD         ENG            INTERMETALL            SONY 
PHILIPS         NL             MOTOROLA
SIEMENS         D              R.C.A  
TELEFUNKEN      D              WESTINGHOUSE 
TEKADE          D                     
TUNGSRAM        HONG
TESLA           TJSLOW 
VALVO           D 

 

Een 1 watt  transistorversterker

De werking en berekenen van een 1 watt versterker met NPN BC141/16, PNP BC161/16 en NPN BC338.

Het push-pull principe maakt het mogelijk om een versterker te maken zonder uitgangstrafo die bij een asymetrische voeding direct via een uitgangscondensator aan een luidspreker kan worden geschakeld.
De eerste twee transistoren een NPN (BC141/16) T1 en een PNP (BC161/16) T2 met elk een versterkingsfactor van 150x (beta) werken als emittervolger (impedantie omvormer).

De basis van beide transistoren wordt op de halve Ub gezet met gelijke weerstanden R1en R2  en zorgen er voor, dat op dit knooppunt  6V aanwezig is en elk een béta x rl zijn, dit waarborgt  een goede uitsturing voor T1 enT2,  deze weerstanden zijn elk 150 x 8 = 1k2 (1200 ohm).
Door een aangeboden sinussignaal van 10Vtt op de ingang CX zal nu de positieve helft van het signaal T1 gaan geleiden en een stroom leveren via C1 naar RL waarbij T2  niet in geleiding is. Bij de negatieve helft van het ingangssignaal zal T2 gaan geleiden en wordt via RL C1 ontladen.

Doordat de transistoren pas gaan geleiden als de basis van T1 0,7 V hoger is en bij T2  0,7 V lager moet zijn bij half Ub (6V) zal door deze spanningspauze een behoorlijke overgangsvervorming ontstaan, zogenoemde crossoververvorming. 

Om deze vervorming te voorkomen zal er een voorspanning van 2 x 0,7 V moeten aangelegd, zodanig dat door beide transistoren een kleine stroom vloeit net boven het geleidingspunt, de zogenoemde ruststroom. Dit moet met een regelpotmeter zodanig kunnen  worden afgesteld op 10 - 20 mA door beide transistoren, en de vervorming is niet meer aanwezig.

Tot dusver opgelost, maar  transistoren hebben nog een vervelende eigenschap namelijk als deze warm gaan worden zal dit de basis/emitter overgang verlagen met ongeveer 1 mV/gr en meer ruststroom gaan trekken wat weer dissipatie betekent, en nog warmer worden wat leidt  tot een nog hogere stroom en door dit lawine effect zullen tenslotte beide transistoren door een te hoge stroom en dissipatie defect raken.

Een oplossing hiervoor is bijvoorbeeld een aan de transistoren thermisch gekoppelde NTC, die in weerstand verlaagt naarmate de temperatuur toeneemt, op te nemen tussen de 2 basisen die exact de contra eigenschap moet bezitten als het temperatuurverloop van de Ube overgang van de transistoren. Een hele opgave om dit exact op elkaar af te stemmen.

Een betere oplossing is om  tussen de basissen 2 diodes in serie te plaatsen en thermisch te koppelen aan T1 en T2. Door de bijna 5 mA stroom wat door de diodes loopt is de spanning iets meer dan 1,4 V en is mooi terug te regelen met de  parallel over de diodes staande instelpotmeter om de juiste ruststroom in te stellen.

Dit komt prachtig uit, namelijk de Ube van de transistoren hebben de eigenschap om ongeveer 1mV per graad te verlagen maar de diodes óók, wat betekent als deze thermisch aan elkaar worden gekoppeld deze nare eigenschap exact wordt gecompenseerd, immers als de transistoren warm worden, verlaagt de Ube spanning en de transistoren gaan meer stroom trekken, maar door dezelfde temperatuur verlagen gelijk ook de 2 diodes in spanning en blijft de ruststroom nagenoeg gelijk.

Om de schakeling nog stabieler te maken kan in serie van beide emitters elk nog een laagohmige weerstand worden geplaatst, waardoor bij een hogere ruststroom ook een hogere spanningsval ontstaat, en hier een stroomtegenkoppeling plaats vindt, maar wel het uitgangsvermogen iets verlaagt.

In het algemeen zijn deze weerstanden zeer laagohmig bij zware versterkers, afhankelijk van  het vermogen varieert dit tussen de 0,1 tot zo’n 0,47 ohm maar bij kleine versterkers kan dit iets hoger zijn.

Resumerend: hogere waarde van de emitterweerstanden = grotere tegenkoppeling, maar een lager uitgangsvermogen.

Berekening voortrap

Doordat de bovenstaande schakeling alléén maar een emittervolger is, is er ook een ingangsspanning nodig van zo’n  8 A, 10 Vtt en niet geschikt is voor de meeste apparaten bijvoorbeeld een MP3-speler, en nog een voortrap nodig heeft met een versterking van zo’n 25x wat neer komt op een ingangsgevoeligheid van zo’n 150 mV eff.

Voor een juiste instelling wordt u in plaats van Rb2 nu een NPN transistor  BC338 geplaatst en op de juiste collectorspanning moet worden ingesteld van een ½ Ub – 1x Ud = 6V - 0,7 V = 5,3 V over de 1k2 collectorweerstand. Rc (Rb1) staat óók 5,3 V en is dan precies symetrisch.

De versterking wordt bepaald door de collectorweerstand en de emitterweerstand. Dit is  Rc: Re of Rc : versterking = Re = 1k2 : 25 = 47 Ohm    Re = 47Ohm.  
Nodig is nu de spanning over Re (47Ohm)  IRc =Urc : Rc= 5,3 V :1k2= 4,4 mA.  IRc = IRe.   URe =IRe x Re = 4,4 mA x 47 Ohm 0,2   URe = 0,2V
Voor de instelling is een basisstroom nodig en is de collectorstroom : versterkingsfactor van de BC338 dit is 4,4 mA : 250 = 17 uA. Voor een goede stabilisatie van de versterkertrap moet de stroom door de spanningsdeler Rb3 en Rb4 ten minste 10x zo hoog zijn.

De basis spanning  Ub = Ure + Ube  = 0,2 V + 0,7 V =0,9 V  Ub=0,9 V   
Rb4 = Urb4 : 170 uA 17 uA = 0,9 V : 153 uA = 5600 = Rb4 = 5k6     
Rb3= ½ U Ub : 170 uA = 6 V – 0,9 V: 170 uA = 30k    Rb3 = 30k  (½ U = stroom tegengekoppeld)

Door Rb3 een deel regelbaar te maken is de benodigde ½ Ub op de uitgang  (knooppunt emitter T1/T2) exact af te regelen bijvoorbeeld 15k plus een instelpotmeter van 25 k.

Ingangsimpedantie en condensatoren

De capaciteit van een uitgangscondensator kan worden berekend bij de laagste frequentie die de versterker moet kunnen weergeven en in de meeste gevallen is dit 20 Hz.
De berekening is als volgt :  
Cfar =1 : 2Pi F Hz x R ohm  = 0,1592 : F Hz x R ohm. C uF = 159200 : Hz x ohm = 159200 : Hz x rl = 159200 : 20 Hz x 8 ohm = 995 = C1 1000uF

Omdat dit een elco is en bij hoge frequentie enige weerstand gaat vertonen kan parallel nog een goede condensator (Cup) worden geplaatst met goede eigenschappen op hogere frequenties wat de hoge tonen ten goede komt en gaat werken op bijvoorbeeld vanaf 10 kHz. De capaciteit wordt hiervan:
Cfar =1: 2Pi F Hz .R ohm  = C uF =159,2 : kHz x Hz = CuF =159,2 :10 kHz x 8 ohm = 159,2 : 80 =  1.99 = 2 uF     Cup = 2uF.

Voordat de ingangsimpedantie kan worden berekend moet eerst de impedantie bekend zijn. Dit is Re x beta van T3 (BC547) =47x250 = 11k75 met parallel R3 en R4 (30k en 5k6).
R3 : R4 par is 30 x 5,6 : 30 + 5,6 = 168 : 35,6 =   4k72.
Imp = 11k75 x 4k72 : 11k75+4k72  = 55k46 : 16k47 = 3k3  de ingangsimpedantie is 3K3.

De ingangscondensator C3 moet een frequentie doorlaten van 20 Hz en moet zijn:
Cfar = 1: 2pi F Hz x R ohm = Cfar = 0,1592 : Hz x .ohm = CuF = 159,2:Hz x kohm = 159,2 : 20 hz x imp =  159,2 : 20 x 3k3 = 2,4 ,de ingangscondensator moet zijn 2u4,  dichtsbijzijnde C3 =2,2 uF.

Om de bandbreedte te beperken van 20-30.000 Hz is er een hoogafval condensator (C2) geplaatst tussen collector en basis van T3, deze wordt berekend met ing imp + rc  = 3k3 + 1k2 = 4k5
Dit is : Cfar = 1: 2pi Hz x ohm = C nF =159,2: kHz x kohm = 159,2: 30 kHz x 4k5 = 159,2 : 135 = 1,18. C2 = 1n2

Guyla Kiss