Verslagen Radiocafé | ||
| ||
Deze avond werd er gesproken over laagfrequentversterking met als thema
“Is High End nu echt zoveel beter dan een gewone simpele versterker?".
Stel, je gaat lopend van A naar B een afstand die gemakkelijk binnen een kwartier is te doen. De weg is echter slecht bestraat, het is miezerig weer en ook nog stervens koud. Het is begrijpelijk een wat moeizame tocht. Maar stel dat voor je begint, een jonge knappe vrouw je de weg vraagt en dat blijkt dezelfde straat te zijn waar je heen moet. Dan zeg je natuurlijk: "Loopt u maar met mij mee". Onderweg praat ze gezellig over allerlei zaken waar je aandachtig naar luistert, ze geeft je zelfs een arm. Ongemerkt kom je aan op punt B. Je hebt niets gemerkt van de slechte weg, de regen en kou werden verdrongen door het boeiende onderlinge gesprek. Zo gaat het ook met het luisteren naar muziek, als je daar in mee
gaat let je niet op de onvolkomenheden van de versterker. Ik hoor liever
Cor Bakker spelen op een staande piano, zo’n oude aftandse bovendemper
uit 1910, dan een klungelaar op een dure concertvleugel. Was het niet de
bekende geluidstechnicus professor Semmel Baumsteiger die in zijn
openingsspeech tijdens een congres vroeg: “Is een papieren conus in
staat een Stradivarius viool te imiteren?“ Wat tot gevolg had dat alles
wat er verder werd gezegd nog nauwelijks serieus genomen kon worden. Als ik in 1943, nadat ik in de Oudemanhuispoort in Amsterdam op de boekenmarkt het door Leonard de Vries geschreven boek Jongens Radio had gevonden, was het gedaan met mijn scheikundige avonturen. Mijn ouders blij eindelijk verlost te zijn van de gevaarlijke experimenten die veelal met rook en hevige knallen gepaard gingen. Het was het versterkertje daarin beschreven, met de lampen E428 en B443, dat ik toen als twaalfjarige bouwde. Niet wetende dat in hetzelfde jaar in Amerikaanse vakbladen al de moderne Serie Regulated Push Pull voorversterker werd beschreven. Een schakeling die later in 1990 weer opgang zou maken in de betere versterkers (lees High-End). Hoe werkt zo'n schakeling is natuurlijk de vraag en wat zijn de voordelen? Een triode die vol wordt uitgestuurd waarbij het stuursignaal in de kromme van de karakteristiek komt, zal omdat deze kwadratisch is, een tweede harmonische opwekken. Met gevolg een vervorming van de golfvorm (zie figuur 38). Daar zijn wij niet blij mee en dat komt door het veranderen van de inwendige weerstand Ri. | ||
| ||
Deze uitsturing is echter nodig om de eindbuis voldoende te kunnen
aansturen. De daarbij optredende vervorming door dat Ri varieert is
begrijpelijk niet gewenst. We zouden voor de anode weerstand Ra een
weerstand moeten hebben die tegengesteld reageert op de verandering van
Ri. In deze schakeling gebruikt men hiervoor eenzelfde triode (B)
welke in de plaats komt van Ra. Deze heeft dezelfde inwendige weerstand
als de triode (A), daar beide kathoden niet ontkoppelt zijn, is dat Ri +
(μ + 1) Rk. | ||
| ||
Als we Ra vervangen door de triode B, dan wordt de versterking, als we
voor Ra nu invullen Ri + (μ + 1) Rk, deze volgende formule: | ||
| ||
De versterking is dus ˝ μ. De voor de vervorming
verantwoordelijke variërende Ri is nu geheel verdwenen. Wordt het rooster van triode A positief dan zal de stroom toenemen en de spanningsval over triode B toenemen met gevolg dat het rooster van triode B evenveel negatief wordt als het rooster van triode A positief. De spanning op punt C verandert in het ritme van de aangeboden wisselspanning op het rooster van triode A. Beide buizen versterken evenveel en dat wordt dan ˝ μ x 2 = μ. De twee trioden buizen werken als zijnde een balansschakeling. Niet alle buizen zijn geschikt voor deze schakeling, hoewel μ mag worden gezien als een vaste constante Cak / Cgk kan ook deze enigszins wat variëren bij hoge uitsturingen als Va sterk in waarde daalt. Meest geschikt zijn de buizen ECC83 en 6SN7. Ook is van belang de toegestane spanning tussen gloeidraad en kathode, vooral bij triode B! | ||
De ECC83 kan volgens de gegevens maximaal 180 volt verschilspanning verdragen tussen kathode en gloeidraad. Toch is het beter om niet de gloeidraad te aarden in versterkers maar deze een positieve spanning te geven iets groter dan die van de kathode om eventueel optredende kathoderuis tegen te gaan. In deze schakeling is dit onmogelijk omdat de trioden een gezamenlijke gloeidraad bezitten. Toch misschien weer een mooi onderwerp voor een volgende lezing. | ||
Het bijgevoegde schema (figuur 2) is heel eenvoudig van opzet en bedoeld
als basisschema om het geheel te verduidelijken. Let op dat de laatste
elco van de voeding niet is geaard maar verbonden is met de kathode van
de EL84 om eventuele brom te compenseren. Wel blijft de
koppelcondensator in dit schema nog een bespreekbare factor, dus toch
maar de Loftin White schakeling uit 1923? Dit is in hoofdlijnen een
deel uit de twee uur durende voordracht over audiotechniek, gehouden in
het café op 16 december 2008.
| ||
|