Verslagen Radiocafé

Verslag 21 oktober: Grammofoonopnemers

Deze avond stond in het teken van de grammofoonopnemers, maar eerst om warm te lopen een kleine inleiding. Een paar vragen binnen gekomen bij de TC, interessant genoeg om deze even te vertellen.

Allereerst, hoe is ook weer de berekening bij een driefase sterschakeling waarbij de spoelen 220 volt leveren, hoe groot is dan de spanning tussen de sterpunten? Natuurlijk is het bekend dat het 380 volt is, maar hoe bereken je dat? Je trekt een lijn tussen twee punten (zie tekening) a en b en uit het midden van die lijn een naar beneden naar het middelpunt.

Deze deelt de hoek van 120 graden in tweeën, dat wordt dus 60 graden. De sinus van 60 graden is 0,866. De sinus is overstaande rechte lijn gedeeld door de schuine zijde. Dus lijnstuk b-c is 0,866 x 220 = 190,5. De lijn a-b is twee keer zo groot, dat wordt dan 381. Nu had ik ook kunnen schrijven dat de lijn a-b = 2 x sin 60 graden x 220 . Nu is 2 x sin 60 graden gelijk aan √ 3 en dat is gebruikelijker om het uit te rekenen √3 x 220 volt = 380 volt .

Ampères, ohms, volts, ons allen bekend maar hoe weet je nu bijvoorbeeld dat iets werkelijk 1 volt is ? Om een schaal van voltmeter te ijken gebruik je meestal een andere goed geijkte meter, maar die kan ook afwijken. Er wordt daarvoor een standaard cel gebruikt. Bekend is de Weston Standard Cell. Deze merkwaardige cel gepatenteerd door Weston in 1892 levert een constante e.m.f van 1,01859 volt bij 20 graden Celsius en deze spanning behoudt het vele jaren. Zie hieronder de beschrijving in het Engels.

Op de foto de meegebrachte Standard cel die rondging onder de aanwezigen. Een extra waarschuwing dat bij het breken van het glas een gevaarlijk gas zou kunnen vrij komen, deed iedereen voorzichtig zijn.

Na deze inleiding werd de aangekondigde voordracht gehouden door John Hupse. Een bijzondere diepgaande uitleg over de diverse typen opnemers voor grammofoonplaten. Beginnende bij de akoestische membraam systemen en vervolgens de kristal, magnetische tot en met de Cobra-elementen. De naalden, daar viel nog het meest over te vertellen. Zaken die ook voor mij nieuw waren kwamen voorbij, de ingebrachte slijppasta, het slijtproces en bij het gebruik van de ouderwetse stalen naalden die bij de oude 78 toeren platen worden gebruikt, moet voor elke kant een nieuwe naald gebruikt worden.

Op het bord werd met tekeningen duidelijk gemaakt hoe de naald door de V-vormige groef loopt. De bodem van de groef niet mag raken omdat daar het vuil zich ophoopt, dat ruis veroorzaakt. Als de plaat vele malen is gedraaid, zakt de naald dieper en men spreekt dan van de plaat is grijs gedraaid. De naald loopt dan door het grijze slijpsel op de bodem van de groef.

Bij het opnemen worden de lage tonen onderdrukt en de hoge extra opgehaald om een niet te veel uit slingerende groef te krijgen als een muzikant onverwacht tekeer gaat op een tuba en de opnemer moeilijk de groef kan volgen. In de versterker wordt dan ook een daarvoor aangepast correctiefilter gebruikt om het originele signaal weer hoorbaar te maken.

Helemaal ideaal is natuurlijk onmogelijk omdat de omloopsnelheid niet over de gehele plaat gelijk is. Aan het begin is deze het grootst en loopt af als de naald naar het midden beweegt. Tot het gaatje is dus niet mogelijk, standaard stopt men bij de 12 inch 78 toeren platen bij een middellijn van 4 inch waarop de uitloop tot de ronde papieren sticker met een middellijn van 3 inch die gelijk dienst doet om de nodige gegevens op te noteren.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen zoals de kinder- en miniplaatjes.

Zeer veel fabrikanten vervaardigden de benodigde stalen naalden in de bekende kleine blikken doosjes (zie foto). John liet niet alleen deze naalden rond gaan maar ook de wat softere cactusnaalden, sleepnaalden en die met saffier en vele andere die later op de markt kwamen met de komst van de langspeelplaten.

Na de naalden werden diverse opnemers besproken beginnende met de oude magnetische, als voorbeeld een Amplion en de overbekende kristal pick-up van Ronette die meer dan 1 volt kan afgeven en in die tijd bekend dat zij de steile AL4 eindbuis bijna vol uit konden sturen. Er volgen nog meer verbeterde opnemers die uitgebreid besproken worden.

Men is duidelijk geïnteresseerd in dit onderwerp want het is doodstil in het zaaltje en iedereen luistert aandachtig. Er komt meer voor kijken dan alleen maar de arm op de plaat zetten. Het gewicht van de opnemer de beweeglijkheid van de arm de compliance (meegaandheid ) en er komen zelfs formules aan te pas. John had verscheidene zaken meegenomen die mooi aansloten op zijn lezing.

Leuk de kleine platenspeler die door velen bewonderd werd en wat mij zelf het meest aansprak was de Engelse taalcursus uit waarschijnlijk de dertige jaren waarin een hoofdstuk over radiotechniek werd behandeld. Een uniek verzamelstuk wat ik nog niet eerder had gehoord.

Het liep nog al uit en ik weet zeker dat er nog veel meer te vertellen valt. Ondoenlijk voor mij de gehele lezing hier op papier te zetten. Zij die meer willen weten raad ik aan, dat mocht deze lezing nog ergens gehouden worden daar heen te gaan.

Piet van Schagen.