Verslagen Radiocafé
Verslag 12 augustus 2008: Try-out van de Gody-zender

We hadden niet verwacht dat de belangstelling voor deze avond zo groot zou zijn, alle stoelen waren bezet. Het aangekondigde programma heeft blijkbaar hier een groot aandeel in gehad. Deze avond werd dan ook geopend met de zin: “Een radiotoestel heeft slechts een functie als er ook een zendstation te ontvangen is”.

Daarom nu maar eens gesproken over de eerste vroege ontwerpen van zendinstallatie's. De meegebrachte zender is een kopie van een in 1923 gebouwde zender door A. Gody. In een Journal Officiel van 18 juni 1921 kunnen we lezen dat Abel Gody voldaan had aan de gestelde eisen om als particulier een zendinstallatie te mogen bezitten onder de roepletters 8AL, hij is dan de dertiende zendamateur op deze lijst.

Wie was nu eigenlijk deze mijnheer A. Gody? Als we hierover lezen in Franse tijdschriften dan is dat zoals gewoonlijk bijzonder uitvoerig met de nadruk op de kleinste details. Waar wij in ons RHT al direct na drie regels over het vervangen van een incontinente koppelcondensator schrijven, hebben de Franse schrijvers meestal een voorbeschouwing van vier bladzijden nodig alvorens zich uiteindelijk met het schema bezig te houden. Als voorbeeld las ik dan ook een stukje voor uit het TSF Panorama “Le Magazine des amoureux de la radio“. Een tijdschrift met prachtige foto's en beschrijvingen dat jammer genoeg niet meer wordt uitgegeven.

"De reiziger die gaat van Angers naar Niort, passeert ten zuiden van Bressuire te midden van wuivende gele velden mosterdzaad een groot dorp waarvan de huisjes rond een oud kerkje staan geschaard. Het dorp is vooral bekend om zijn exotische wijnen en de beroemde familie van  Notaris J. Mignet, waarvan de kleinzoon, historicus Francois Auguste Mignet, later een bekend academicus zal worden."

"Een andere kleinzoon Henri Mignet is ingenieur radio-electricien, bijzonder handig knutselaar en uitvinder. Hij is de constructeur van de “Pou du Ciel “ een kleine tweepersoons tweedekker. Het is in dit dorp waar op 25 januari 1876 Abel Gody wordt geboren. Zijn vader, zoon van een wever van de firma Saint Sauveur, had zich in het dorp gevestigd als horlogemaker. Daar groeide Abel op, hij was een vlotte leerling op school en was veel te vinden in de ouderlijke werkplaats met uitzicht op een achter een meidoornheg verscholen pittoresk oud kerkje."

"Ook Abel bekwaamde zich als horlogemaker en vestigde zich in 1901 als horlogemaker in Amboise. Daar in de schaduw van het kasteel van Francois de 1ste zal hij zich ontwikkelen tot een vaardige instrumentmaker. Waarschijnlijk heeft  het op slechts een honderdtal meters verder gelegen Clos-Lucé, waar Leonard da Vinci heeft gewerkt en is overleden, invloed gehad op de geestelijke inspiratie's van Abel Gody."

"Al spoedig wordt Gody geďnteresseerd door de opkomst van de radio. Hij verbetert de kristaldetector in 1907 en in een catalogus van 1911 schrijft hij: “Mijn kristal is een synthetische combinatie, ultra gevoelig , nauwelijks is langdurig zoeken nodig om het juiste punt te vinden voor optimale detectie“. Naast de uurwerken liggen nu de stapels kleine ebonieten plaatjes waarop de onderdelen van de kristaldetectoren op gemonteerd moeten worden"

Terwijl ik dit schrijf, denk ik:  "Waar zag ik dat pas geleden ook! Was dat niet bij Gyula thuis in de werkplaats?"

Dit verhaal  wat ik voorlas uit TSF panorama tijdens onze caféavond, is maar een verkorte versie van de complete tekst, maar geeft toch een indruk hoe Fransen uitgebreid kunnen schrijven. In 1922 wordt door Abel Gody gestart met de productie van  zenders die speciaal besteld moeten worden. Het verlangde afgegeven vermogen wordt bepaald door het aantal lampen dat parallel geschakeld wordt.

De vraag blijft natuurlijk, hoe functioneerde zo'n versterker en kan je daar echt redelijke verbindingen mee maken? Er zit niets anders op dan zo'n zender na te bouwen met als het kan onderdelen uit die tijd. Het belangrijkste onderdeel is de grote verticale spiraalspoel. De hier gebruikte spoel is uit 1920 en afkomstig van een vonkzender. De koper/bronzen band meet 8 x 1 mm. De omtrek is dus 18 mm. En daar we met hoogfrequent te maken hebben met het skin-effect, is het vergelijkbaar met een koper draad welke een middenlijn heeft van bijna 6 mm.

Maar ook is deze constructie vrijwel ongevoelig voor temperatuurveranderingen en heeft dus een goede frequentiestabiliteit. Het is een Hartley-schakeling en met klemmen kan de juiste positie gevonden worden op de spiraal voor de frequentie waarin de oscillator moet oscilleren. Geen ingewikkelde schakeling, slechts een paar Alter-condensatoren en een lekweerstand. Deze laatste is gemaakt van twee met weerstanddraad gewikkelde spoelen van ieder 7,5 kOhm welke tegengesteld met elkaar in serie worden geschakeld. In de plaatvoeding is ter blokkering van het hoogfrequent signaal een honingraat spoel met 350 windingen opgenomen.

Er wordt gesleuteld in het rooster en om ongewenst geruis tegen te gaan bij geopende sleutel is deze voorzien van een op de klemmen aangesloten condensator van 0,22 µF. In plaats van de morsesleutel kan ook een koolmicrofoon aangesloten worden welke is voorzien van een trafo 1 : 40, welke aan de primaire zijde in serie wordt aangesloten met een batterij van 4,5 volt. Het is dus roostermodulatie en dat werkt uitstekend. Het geheel is aangesloten op een 12 volts accu en wordt niet uit het net gevoed, in die tijd was dat ook niet altijd mogelijk.

Er wordt een moderne omvormer gebruikt voor de gloeispanning met een LM317 en 2N3055, en voor de hoogspanning de betrouwbare Kiss set-up converter, welke is afgesteld op 90 V. Voldoende om de twee parallel geschakelde  Telefunken RE134's  te voeden en op QRP (met laag vermogen) te kunnen werken. Het lijkt mij niet verstandig daar twee echte, nog goede, TM's (zie foto) voor te gebruiken.

De meeste techniek betreft de ingebouwde meetinstrumenten, waarvan de meter rechts de anodestroom aanwijst, met een totale uitslag van 20 mA . Tijdens gebruik wijst deze 12 mA aan. Links een meter met een volle uitslag van 1 mA welke in serie staat met de roosterlekweerstand, dit om de roosterstroom te meten wat gelijk een indicatie geeft of de zender oscilleert. Met een trekschakelaar op het front kan deze omgeschakeld worden om de gloeispanning af te lezen welke met een gloeistroomregelaar op het front ingesteld kan worden.

Natuurlijk waren de aanwezigen nieuwsgierig of het ook echt werkt. Met ingedrukte sleutel wijst een meegebrachte frequentiemeter keurig 3,6 MHz aan. De voor ontvangst gebruikte Eddystone ontvanger heeft geen BFO  en kan dus een A1A uitzending niet hoorbaar gemaakt worden. De oude koolmicrofoon dan maar aangesloten en redelijk onvervormd klonk luid en duidelijk het gesproken woord in de microfoon uit de luidspreker.

Een der aanwezigen Geert Paulides (PA7ZEE) had een draagbare miniatuur 80 meter zend/ontvanger mee gebracht en op de aangegeven frequentie was het signaal goed te ontvangen. Al snel bleek dat deze zender heel goed werkt, geen overdreven brede band heeft en de Eddystone ontvanger moest nauwkeurig afgesteld worden om het signaal te kunnen ontvangen. Wel is het raadzaam als men echt een verbinding wil maken om er niet zo maar een draad als antenne aan te hangen. De antennecapaciteit beďnvloedt dan de frequentie en dempt de oscillator zodat de werking nihil is. Er moeten voor een goede antenne wel enige voorzieningen getroffen worden, bij de zendamateurs begrijpelijk voldoende bekend. Natuurlijk werd de zender van alle kanten bekeken en ook het inwendige moest zichtbaar gemaakt worden. Daar kwam wel even een schroevendraaier aan te pas.

Na de hierop volgende pauze, waar weer op copieuze wijze een groot aantal hapjes en drankjes werd geserveerd door Dick, was het de beurt aan Gyula. Zijn al eerder getoonde éénlamps reflexsuper met een ECL86 die vanwege de grote hoogte volgens Gyula bijzonder geschikt zou zijn voor hoogfrequent versterking. Een olijke grap natuurlijk, maar toch? Als we even terug gaan in de tijd van onze Koomans toestellen dan had je een hoogfrequentlamp een detectorlamp en een eindlamp. De HF lamp een A442 is groter dan alle anderen en heeft zelfs boven op een topaansluiting om het versterkte HF-signaal door te geven aan de detectorkring.

Dat geeft te denken natuurlijk, alhoewel mijnheer Schaaper uit Den Haag ons toentertijd al liet weten dat een B443 op deze plaats beter functioneert als hoogfrequent versterker en die is lang niet zo groot als een A442. We mogen dus aannemen dat de grootte van de lamp er niets toe doet. De belangrijkste toevoeging aan de kleine radio is echter de ingenieus uitgedachte AVR-schakeling. Een normale schakeling zoals wij die kennen is moeilijk toepasbaar in deze reflexsuper. Het is wel geprobeerd maar de invloed is te gering.

Een andere mogelijkheid werd gezocht en die werd gevonden door de koppelwikkeling van de antennespoel te dempen middels een FET die wordt aangestuurd door de gemiddelde sterkte van het audiosignaal. De werking is verbluffend en de versterking over de gehele band blijft vrijwel gelijk. De algehele schakeling en werking zal zeker besproken worden in ons RHT, een artikel dat zeker niet in ons blad mag ontbreken. Dit is namelijk maar een kort verslag waarover is gesproken deze avond.

Heel interessant was de begrijpelijke uitleg over de opbouw van de antennespoel en hoe deze te berekenen. De AL-waarde van de ferrietkern, welke van belang is om de juiste waarde te kunnen berekenen van de spoel werd uiterst deskundig op het bord behandeld, maar dat bleek toch een wat moeilijk onderwerp. Een spoeltje wikkelen en de juiste Henry's te verkrijgen vereist langdurige oefening, dat heb ik uit het verhaal begrepen.

Volgens Gyula is de versterking van de spoel (Q-factor) belangrijker dan die van de gebruikte radiobuis. Metingen aan de secundaire van de tweede speciaal voor dit toestel ontworpen middenfrequenttransformator gaf bij volle uitsturing van een sterk station een spanning 70 V top/top aan. Ongelooflijk en begrijpelijk te veel voor de beide detectordioden en ook de eindbuis wordt totaal overstuurd!

De diodes moesten dan ook vervangen worden door Schottky-dioden en aangebrachte AVC moet er voor zorgen alles wat binnen de perken te houden. Het gebruik van een FET in een buizenradio, roept misschien vragen op. Echter met de opmerking dat er toch ook dioden in gebruikt worden, mag dat toch geen rol spelen. De naam hybrideradio viel toch in de smaak. Demonstraties lieten een volwaardig radio toestel horen, scherp afstembaar, geen ruis of gefluit tussen de stations hoorbaar. Het aantal te ontvangen stations is verbluffend te noemen. Het was weer een leuke leerzame maar vooral onspannende avond met veel techniek en diverse leuke anekdotes.

Piet van Schagen.