Verslagen Radiocafé

24 april 2018: Dubbelroosterlampen

Lang geleden in 1948 had ik mijn eerste muzikaal optreden samen met mijn studievriend Jan Steenkist, op gitaar en ikzelf met een banjo. We noemden ons de Music Strings en stonden op het toneel van een zaal in de Chasséstraat in Amsterdam tegenover de kerk. Het eerste nummer dat we speelden was “12 street rag” wat al aangeeft dat we niet de gemakkelijkste nummers hadden gekozen. De zaal was volledig bezet met belangstellenden. We speelden slechts een kwartier in een voorprogramma, na ons volgde een cabaretvoorstelling. We hadden dagelijks tussen de middag tijdens de schooldagen behoorlijk geoefend, er kon dus niets mis gaan.

Alleen de geluidsinstallatie was een hopeloos geval, dat feitelijk voor ons onbruikbaar bleek en slechts gebruikt kon worden om wat aan te kondigen. Jammer dan ook dat de tekst van het door Jan gezongen "Kasian si Patoka-an", in die tijd een bekend nummer van de Kilima Hawaiians, niet al te verstaanbaar was voor de toehoorders. Maar even goed kregen wij een langdurig applaus.

Reden voor mij om zelf voor een versterker te zorgen met een redelijke microfoon. Ik had nog een oude koolmicrofoon, een model van een kleine fietslamp, maar een versterker moest ik zelf bouwen. Tien Watt was in die tijd al heel veel en dat zou mogelijk zijn met een dubbeltriode 6N7 in een balansschakeling.

Een versterker voor mobiel gebruik wat ook de bedoeling is want deze moest bij elk optreden meegenomen worden. Gelukkig kreeg ik op mijn verjaardag een Ronette 110  microfoon die het toch beter deed en de plaats overnam van de oude koolmicrofoon.

Deze buizen met een hoge inwendige weerstand vanwege inwendig twee met elkaar verbonden roosters, worden in positieve roosterstroom gestuurd en dat kan alleen maar lukken met een speciale balansingangstrafo, die primair wordt aangestuurd door ook een 6N7, in een parallelschakeling.

De secundaire van de trafo is laagohmig om de eindbuis tegen de roosterstroom in aan te kunnen sturen. Daarbij nog een 6N5 als voorversterker en de versterker kon gebruikt worden. Slechts één luidspreker van 12 inch een Philips 4200, die uit mijn vaders werkplaats kwam. De rest kwam bij de dumpwinkel radio Lenssen vandaan.

Het werkte, alhoewel met 10 % vervorming geen HiFi-geluid maar even zo goed toch bruikbaar voor ons. Ik heb nooit iemand over de geluidskwaliteit horen klagen. Ook niet als ik twintig jaar later met de ruim 100 Watt London City ontwerp aan de gang ga. Naar een voorbeeld van de  Marshall-versterker echter met wat veranderingen, van de toonregeling in de schakeling zelf en ook aanpassingen om nog meer vermogen te verkrijgen en belangrijk een betere opstelling van de transformatoren, zodat de versterker recht blijft hangen aan het handvat als je hem draagt.

De opmerking van de Marshall importeur dat het scheef hangen dient om beter de trap thuis te kunnen oplopen leek mij vergezocht. De London City is een brutale klasse-B versterker  met een flinke dosis vervorming die er juist voor zorgt dat de niet akoestische elektrische gitaren wat meer  harmonischer en dus wat kleurrijker klinken en zijn dus zeer gewild bij de muzikanten en daar gaat het ten slotte om.

Ik geef toe dat het geen versterker is om thuis te gebruiken om cd’s of platen te gaan draaien, de kwaliteit laat dan te wensen over en ook de toonregeling is daar niet aangepast voor. Daar zijn andere versterkers voor die helaas vaak duurder zijn.

Ik lees altijd graag de goed geschreven artikelen van Ernst Neve over high-end apparatuur. Als men de hoogst mogelijke eisen stelt dan zijn daar de betere ontwerpen te vinden. Die worden in zijn artikelen goed verwoord en ik wil trouwens graag weten wat er meer te koop  is aan geluidsapparatuur.

Alhoewel ik was laatst bij een kennis die zo’n hoogwaardige installatie bezit met boxen goed voorzien van vele luidsprekers en die liet mij een cd horen van een  bekende band met de woorden: "Luister eens hoe dat klinkt". Nu ken ik die bandleden en weet dat de drie gitaristen ieder een London City installatie gebruiken om hun gitaren te versterken.

Dat hoor je dan ook, maar  mijn gastheer noemt het dan toch HiFi. Daar heeft hij gelijk in want dat betekent vertaald, werkelijkheidsweergave, dus daar is dus niets mis mee. Voor echte kwaliteit is er toch de 6N6 dubbelroosterbuis en voorzien van een inwendige triode om de zaak laagohmig aan te sturen. Een voorloper van de Darlington schakeling.

Het voordeel van een dubbelroosterbuis met inwendig twee met elkaar verbonden roosters is, dat deze ver in roosterstroom kunnen worden aangestuurd en dus juist in het deel waar de karakteristiek vrijwel recht is en men geen last heeft van de kromming in het negatieve roosterdeel. In het radiocaféverslag van 19 april 2011 staat beschreven de 6N6 versterker die tijdens het NVHR-jubileum feest in Hotel Zuiderduin de bezoekers versteld deed staan vanwege de geweldige kwaliteit en ondanks het lage vermogen van 4 watt toch gelukkig was voorzien van een volumeregelaar.

Begrijpelijk, want hoe minder het percentage vervorming des te verder is het geluid verstaanbaar. Het is een eindbuis ontwikkeld door Speed in 1932 type 295 maar  later werd vervangen door de 6V6 een eindpenthode buis die met de helft van de benodigde audiostuurspanning voor de 6N6 hetzelfde vermogen kan leveren en men hiermee een extra voorversterker buis kan uitsparen. Meer hierover is terug te vinden in het radiocaféverslag van 19 april 2011.

Tevens meegebracht de al eerder besproken Negadyne ontvanger, die al eerder werd besproken tijdens een voordracht op 5 mei 2009. Hierin wordt een dubbelrooster ruimtelading lamp gebruikt in een Numans-Roosenstein schakeling. Door de gloeistroom middels een regelbare weerstand te verminderen vergroot men de inwendige weerstand van de lamp met gevolg dat er op een bepaald moment een negatieve weerstand ontstaat, waardoor de afstemspoel geheel ontdempd wordt en de versterking toeneemt.

Het is al eerder uitgebreid beschreven in het verslag. Het is niet per se nodig om een ruimteladinglamp te gebruiken ook een A442 kan daar voor gebruikt worden. Ook moderne kathode penthode buizen waarvan het derde rooster naar buiten is uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld een EF 46 of de PF46, welke laatste maar 4,5 volt gloeispanning nodig heeft en door amateurs voor diverse vervangfuncties wordt gebruikt, in plaats van de oude 4 volts lampen. In de Negadyne moet dan wel het eerste rooster van de PF86 met de kathode worden verbonden. Het regelen van de emissie gaat echter te traag en het is dus slechts geschikt voor een eenmalige juiste instelling. Toch is het mogelijk om met een magneet de buis te beïnvloeden. Het is de Duitse technicus Wolfgang Holtmann die daarover een uitgebreid verslag heeft geschreven, reden voor mij omdat te demonstreren tijdens de voordracht in Zaandam.

Meegenomen een speciale buizentester waarmee de veranderlijke steilheid bij wisselende roostersturing middels een aangelegde gelijkspanning getoond kan worden. Om dit voor de aanwezige goed zichtbaar te maken is er buitenom in de anodeleiding een forse micro-ampère meter aangesloten opdat alle aanwezigen de uitslag kunnen zien. Dit instrument is voorzien van een regelbare instelling zodat de wijzer zowel van links maar ook van rechts kan bewegen of in het midden gezet kan worden.

Ooit gemaakt voor de NVHR-radiocursus ter leerzame ondersteuning van het hoofdstuk transformatoren. Komt dus nu goed van pas. Een oude C405 werd in de tester geplaatst en ingesteld op een gemiddelde anodestroom. Door nu een sterke magneet bij de glasbol te houden bewoog de wijzer van de meter naar gelang van de stand van de magneet zich naar links of naar rechts. Hiermee was duidelijk de invloed van de magneet goed te zien op de emissiestroom in de buis. Te vergelijken van de magnetische afbuiging in een televisiebuis.  Op deze wijze zou men dus inderdaad een Negadyne-schakeling kunnen instellen in plaats van de gloeistroom te wijzigen.

Stel dat men gasgevulde eindbuizen zou toepassen op een versterker dan zou men die ook op deze manier kunnen sturen. Een blitse illuminatie waarvan niet alleen de oren maar ook de ogen in een optimale verrukking geraken. Wie weet wat men nog in de toekomst voor ons in petto heeft.

Ik houd me liever maar bij mijn 6N6 versterker, alhoewel het moeilijk is om deze buis te vinden. Deze Speed buis wordt niet meer gemaakt. Echter let op er zijn nu 6N6 buizen te koop die overeenkomen met een ECC82, daar heeft men dus niets aan. Er zijn na het verschijnen van het verslag veel leden die deze versterker hebben nagebouwd en veelal in stereo zodat er twee buizen gezocht moesten worden. Gelukkig kon de heer Donkers in Helmond goed helpen, maar het wordt lastiger. Zelfs uit Frankrijk waar het artikel in het clubblad van de C.H.C.R. is geplaatst, krijg ik nog regelmatig bericht van zelf bouwers die hun bewondering uitspreken over de kwaliteit.

De magneetproeven tijdens de lezing bracht ons er toe ook de Arcotrons van Telefunken te bespreken. Platte timmermansachtige tien centimeter lange glazen triode buizen waarbij het stuurelement op de buitenzijde van het glas is aan gebracht met de bekende grijze geleidende verf.

De werking was slecht en met vochtig weer liet de hygroscopische verflaag  los. Het succes was ver te zoeken en men is al snel met deze buizen gestopt. De twee Arcotrons werden na enige aanpassingen vervangen door twee RE1104 buizen.

Om een en ander goed te demonstreren had ik een middengolfzender meegebracht welke werd aangestuurd door een kleine cassetterecorder waarop opname van de Millers uit 1968 en ikzelf op accordeon in 2015 in de hal van De Industriële Groote Club op de Dam in Amsterdam.

De lezing werd redelijk goed bezocht en er werd nog veel na gesproken over hetgeen er was behandelt.  Ook de meegebrachte zender werd bekeken en vragen over gesteld.

Met slechts twee buizen PF86 waarvan een als oscillator en de ander als modulator heeft het toch een redelijk bereik en is in een straal van 50 meter nog goed te ontvangen met slechts een korte draad als antenne. Net voldoende om geen lastige piraat te zijn.

Piet van Schagen