Verslagen Radiocafé

23 januari 2018: Amroh Handy Soundrecorder

Deze avond een bespreking over de Handy Soundrecorder van Amroh. Tevens mijn ervaringen met de recorder, die ik zelf bouwde in 1956. Ik verwachte geen al te grote opkomst met deze voordracht omdat meestal de voorkeur uitgaat naar verhalen over oude radiotoestellen en er voor een eenvoudige recorder volgens mij weinig belangstelling getoond zal worden.



Echter wel aanwezig een tiental vaste leden met een gedegen technische opleiding waar ik toch rekening mee moet houden om niet op de vingers getikt te worden als ik de fout in ga tijdens mijn verhandeling. Ook later op deze avond overkwam mij dat met een vraag over de vorige keer behandelde raamantenne, dat de wortel van 3200 getrokken 54 is. Al gelijk wordt er geroepen dat moet 56,5 zijn. Ik was even verbaasd maar begreep al snel dat ik vergeten had, dat de latjes van het raamwerk 7,5 mm dik zijn en de binnenkant gemeten dus kleiner is. Na een duidelijke verontschuldigende uitleg werd dat begrepen. Meestal heb ik alles al eerder thuis doorgenomen en ging nu te hard van stapel. Met andere worden er wordt oplettend geluisterd en wat wordt verteld moet dan ook technisch goed kloppen. Het zou misschien wel interessant zijn een vervolglezing te geven over het Radiocompas, bijvoorbeeld de Marconi richtingzoeker Type 11F met zo’n hele rij DEV Marconi lampjes.



Voor deze avond had ik echter slechts meegenomen de Amroh Handy Sound recorder een Philips Signaaltracer voor de nodige laagfrequentversterking en een microfoon. Verder geen andere hulpmiddelen zoals een beamer, laptop enzovoort, een whiteboard met wat viltstiften is voor mij voldoende. Ook geen telepronter of autocue maar een eenvoudig kladblaadje met wat aantekeningen waar ik wat over zal gaan vertellen.



Zelf ben ik eigenlijk meer geïnteresseerd in muziek en dat heeft waarschijnlijk zijn oorzaak omdat niemand in mijn directe familie aan sport doet. Als klein kind wist ik niet beter dan dat in elk huis een piano moet staan. Bij al mijn ooms en tantes stond er altijd wel een in huis. Behalve bij mijn tante Hermina Rijnders waar ik meende een piano te moeten aantreffen stond een langwerpig wat wonderlijk meubel. Op mijn vraag of daar een instrument in verborgen zou zijn zei zij tegen mij: “Nee Pietje dat is een dressoir”.

Waarop ik dacht dat het een opbergplaats voor avondjurken was en mijn tante waarschijnlijk actrice of beter nog zangeres zou zijn. Oom Willem, getrouwd met een jongere zuster van mijn moeder speelde piano in een bioscoop ter ondersteuning van stomme films. Daarbij gebruik makend van emmers om autobotsingen te imiteren en meerdere hulpmiddelen om zoveel mogelijk geluiden te maken. Oom Dolf van mijn grootmoeders kant speelde voortreffelijk piano en mijn grootvader was bedreven op de accordeon. De broer van mijn grootmoeder Rijnders was bootsman op de grote vaart en blies op een fluit maar dat had weinig met muziek te maken. Helaas in Paramaribo is hij op een nacht in de haven overboord gevallen en verdronken.

Mijn lagere schooltijd bracht ik door tijdens de oorlog. In 1941 werd onze school bezet door de Duitsers die er een zoeklicht op monteerden en gelijk een onderkomen werd voor de militairen. Wij moesten nu een school delen met een andere school. De ene week hadden we dan ‘s morgens school en de week daarop ‘s middags. Tijdens luchtalarm moesten we de klas uit en beneden in de gang wachten op het eindsignaal.

Meestal liepen we toch naar buiten waar allerlei spelletjes werden gedaan, zoals vader en moedertje spelen. Er was altijd wel een jongen die het voor het zeggen had in de klas vanwege zijn krachtige figuur en gelijk de vader rol opeiste. Anderen werden tantes ,ooms , kinderen enzovoort. Ook ik werd gevraagd om mee te doen en ik bedacht de rol van dokter. Daar werd eerst wel wat raar op gereageerd, want dat was in dat spel nog niet eerder voorgekomen. Toch kwam een meisje naar mij toe met de klacht keelpijn. Dat werd een langdurig onderzoek. Al snel daarna kwam de volgende met een schorre keel. De jongen die de rol van vader speelde was daar niet blij mee. Die had het niet verder gebracht dan een voorzichtig kusje op de wang van moeder. Al snel moesten we alweer naar binnen. Maar als het spel weer werd gespeeld werd ik gelijk door de meisjes weer als dokter gekozen.

Na mijn middelbare schoolopleiding werd mij aangeraden verder maar techniek te studeren , bijvoorbeeld de HTS. Maar ik koos echter voor het Amsterdams Radio Instituut.
Ik werd te werk gesteld bij Radio Holland waar ik gelijk al merkte dat dergelijk werk niets voor mij was. Ik dacht dat ik interessante radiotechniek onder handen zou krijgen, maar nee ik kwam terecht in een rommelige werkplaats waar oude zenders werden opgeknapt. Werk waar geen enkele kennis voor nodig bleek te zijn. Zie radiocaféverslag 12 juli 2011.

Mijn ouders waren er niet blij mee dat ik al binnen een maand daar was ontslagen en solliciteren werd niets, want overal werd ik afgewezen vanwege de Radio Holland affaire, Toch juist mijn trompet werd mijn redding, Ik werd aangenomen bij de Post Harmonie. Het bleek al snel dat de leden van het orkest ook in het PTT-bedrijf moesten werken en zo kwam ik terecht bij de buizenpost. Het was even wennen want haast alles wat ik in opschriften op deuren tegen kwam was in het Frans, zelfs op de postzakken staat nog altijd Pays-Bas.

Ik moest mij de eerste dag melden op de comptabiliteit waar diverse papieren ingevuld moesten worden. Die moest ik dan weer naar een ander lokaal brengen. “Wacht”; zei de man: “Ik zal je een trombone meegeven”. Ik begreep daar niets van, ik was aangenomen als trompettist en nu kreeg ik ook nog zo’n grote schuiftrompet? Ik zag de man scharrelen in een lade en kwam even later terug met een paperclip. “Om de papieren bij elkaar te houden”; zei hij vriendelijk. “Is dat een trombone?”; vroeg ik verbaasd. “Nou ja, je mag het ook een attache noemen.”; zei de man vriendelijk en gaf mij tevens een boekje waarin geschreven hoe men zich moet gedragen op het werk.

Na nog wat handelingen op personeelszaken werd ik daar opgehaald door een monteur van de afdeling in de kelder waar ik werk gesteld zou worden. Daar bevonden zich de machines van de buizenpost, het noodaggregaat en de accukamer voor de telefoondienst. Het zag er allemaal erg schoon uit, maar later zou ik merken dat op zaterdag alles opgeruimd en gereinigd moet worden. De buizenpost is een systeem waarbij via pijpleidingen door het gebouw op vaste plaatsen kokers verzonden en ontvangen kunnen worden met telegrammen of andere papieren mededelingen. De kokers ongeveer 25 cm lang en voorzien van viltringen om voor een goede luchtafsluiting te zorgen worden, door onderdruk in de pijpleiding door de buitenlucht door de pijp geblazen naar een volgende stopplaats.

Er werd al in het begin geklaagd door de meisjes op de kantoren over geluidsoverlast als men door de pijp een koker voorbij hoorde suizen. Derhalve werden deze omwikkeld met een laag glaswol. Dat betekende voor ons, dat mocht er een koker vastlopen, en naar meting waar deze zich bevond de pijp op die plaats los genomen moest worden, je dan zeker twee weken jeuk had over je hele lichaam. Ook liepen er pijpen buiten vanaf het Telegraafkantoor onder de Dam door naar het Beursgebouw en de Western Union. De werklieden die daar in de pompruimte werkten noemden zich machinisten. Dat werk bestond voor het grootste deel in poetsen en olie verversen en niet te vergeten de koperen olie-lek-emmertjes te laten glimmen.

Er werd ook gewerkt in de ruimte ernaast en onder toezicht van ene mijnheer Fenger werd ik onderwezen in het vak instrumentmaker. Tevens kreeg ook ik werk in de machinekamer van de buizenpost. Grote elektromotoren die met meters lange leren riemen vliegwielen met een diameter van wel twee meter aanstuurden waarmee de krukassen van de zuigers verbonden zijn. De driefase sleepringmotoren moesten middels regelbare weerstanden voorzichtig worden gestart om te voorkomen dat de drijfriem niet gelijk van de motorpoelie, of het vliegwiel afschoot. Dat moest met enig gevoel gebeuren, want als er te langzaam werd gedraaid aan de weerstandenregelaar dan stonden de weerstanden rood, te vlug dan vloog de riem van het vliegwiel af.

Zonder dat ik het wist, deed ik hier mijn eerste nodige kennis op voor het bouwen van een bandrecorder. Op een dag dat ik daar bezig was met het controleren van de oliepotten kwam mijn afdelingschef de heer Schouten bij mij staan. Het gesprek ging al snel over aandrijving van de pompen en ik zei dat er volgens mij een evenwichtssituatie tussen de motoraandrijvingen en de grote vliegwielen moet zijn. “Dat klopt”; zei mijn chef: “Dat is het GD kwadraat, uitgedrukt in kilogrammeters”.”Dat staat ook vermeld op de motoren ook wel het traagheidsmoment genoemd. Dat moet inderdaad gelijk zijn aan die van vliegwiel om te zorgen voor een rustige gang en de riem niet gaat klapperen”. Ik knikte begrijpelijk en merkte op dat het te vergelijken is met het afstemmen op elkaar van twee kringen in een radio waarbij de vermenigvuldiging van L x C gelijk blijft. Hier geldt dus dat het gewicht van de rotor maal de omtreksnelheid gelijk moet zijn aan die van het vliegwiel. Mijn baas knikte goedkeurend.

GD² = Gewicht traagheid straal ² gedeeld door 4G.

Ondertussen, onder het spreken door had ik de recorder al aangesloten en aangezet. Ik had er voor gezorgd dat de eerste minuut dat de band liep er niets te horen zou zijn en ging verder met mijn verhaal. Als we de formules bekijken van het traagheidsmoment dan vraag ik mij wel eens af of dat niet wordt bedacht door technici om een ander af te schrikken.

Als je wat handig met getallen kunt omgaan dan ben je eerder klaar om het rekenkundig op te lossen dan met de uitwerking van al die symbolen. Er is zoveel dat je al zondermeer kan wegstrepen dat er meestal nog slechts een eenvoudig sommetje overblijft.

In het bovenstaande is dat ook te lezen met de woorden "Samen levert dit op... "

Uit de luidspreker klonk nu onverwacht luid en duidelijk. “Piet mag ik je even onderbreken! Ik meende dat je iets over de Handysound recorder zou vertellen!”



Ik zet gelijk de band stop en zeg: “Ja dat is eigenlijk de bedoeling”.

Het is dan al 1956 en ik heb mij ondertussen bekwaamd als instrumentmaker en ook vond onze hooggeplaatste ingenieur het belangrijk dat wij goed op de hoogte moeten zijn van de veiligheidsregels bij het autogeen lassen. Hij had een ingehuurde particuliere lasser bezig gezien, die zijn gasflessen plat op de grond had gelegd. Levensgevaarlijk natuurlijk en we moesten er op letten dat dergelijk onnadenkende zaken voorkomen worden. Dat kan natuurlijk het best als je zelf ook kunt lassen.

Verplicht moesten de werktuigkundigen ‘s avonds in overwerk op cursus bij Loos en Co om een autogeen lasdiploma te halen. Tegelijkertijd ook handig het benodigde materiaal hiervoor aan te schaffen voor onze werkplaats. Dat kwam mij dus goed van pas bij de bouw van mijn recorder om later een mooi dek te maken van plaatijzer. Ik liep toen in een doorlopend werkrooster om met enkele collega’s 24 uur aanwezig te zijn om eventuele storingen snel te kunnen oplossen. Meestal vastgelopen kokers in de buizenpost of een defect gloeilampje op een damestoilet.

Met de dienst van 22 uur tot de volgende ochtend 6 uur had ik de werkplaats voor mij alleen. Dus veel tijd om te werken aan de zelfbouw recorder. Het vliegwiel had ik volgens de formule berekend na eerst de rotor van mijn aandrijfmotor gewogen te hebben en de diameter gemeten. Dat zou het moeilijkste onderdeel worden. De capstan had ik een diameter van 14 mm toebedacht dat is maal 22/7 = 4,4 cm. Met 5 toeren per seconden kom ik dan op 22 cm per minuut. Aannemende dat de door mij gebruikte motor een slip heeft van 10% kom ik dan op 19,5 cm/sec.
Bij asynchrone motoren zoals die gebruikt werden in de pompenkamer zal het duidelijk zijn dat de rotor het drie fase magnetisch draaiveld van de stator volgt, maar onmogelijk even snel als dit veld kan draaien. Zou dit wel het geval zijn dan zou het veld zich ten opzichte van de rotor zich niet verplaatsen. Er zouden dan geen geïnduceerde stromen in de rotorwikkeling ontstaan en derhalve geen trekkracht. Deze ontstaat juist door het achterblijven van de rotor bij het veld. Hoe meer arbeid de motor moet verrichten des te groter wordt de slip die wel tot 10% kan oplopen. Het voordeel ten opzichte van een synchroonmotor is, dat hij vanzelf start, echter wel met een behoorlijke faseverschuiving.

Het viel nog niet mee om een stuk ijzer te vinden waaruit een diameter van 7 cm een redelijke dikte gedraaid kon worden. Dat was nog het meeste werk en moest uiterst precies gebeuren. Gelukkig heeft een oudere collega die al veel draaiwerk deed, het voor mij gemaakt het en zag er prachtig uit. Daarbij moest hij aan de onderzijde een bronzen lager aanbrengen zodat het op een passende as kon draaien, aan de bovenzijde rustend op een kogel. Een tweede motortje van een ventilator gebruikte ik als opwindmotor door deze in serie te schakelen met een condensator zodat deze net genoeg trekkracht had om de band strak te houden. Met versneld doorspoelen werd de condensator kortgesloten. Het is een goed werkende recorder geworden en ik heb er veel van geleerd.

De Handy Sound heeft een aan en uit schakelaar boven op het dek. Je zou denken: “Hiermee schakel ik de recorder in.”; maar men komt bedrogen uit. Dat is namelijk de motorschakelaar en die kan pas gebruikt worden als de hoofdschakelaar is bediend. Die is nergens te vinden dus men denkt al snel: "De recorder is defect".

De schakelaar is een trekschakelaar die met de knop van het microfoonvolume bediend kan worden. Is deze uitgetrokken dan zal de ingebouwde versterker ingeschakeld worden en dan kan ook de motor ingeschakeld worden. Het is een eenvoudig loopwerk met een gecombineerde wis- en opnamekop.

Nodig bij een recorder is een oscillator om te zorgen voor de voormagnetisatie en alvorens langs de opnamekop te lopen nog even extra gewist wordt. De frequentie is vijf maal hoger gekozen dan het hoogste frequentie bereik van 8000 Hz en is dus 40 kHz . Het is een driepuntsgenerator ooit bedacht door mijnheer Hartley, die toen hij werd aangenomen in 1915 bij de Western Electric Compagnie, er op wees dat een teruggekoppelde oscillator met twee spoelen (vergelijkbaar met terugkoppeling) ook met één spoel kan als we deze voorzien van een middenaftakking.

Bij twee spoelen is de ene spoel geaard en de andere direct aan de plus-spanning. Echter aarde en plus is voor wisselstromen een kortsluiting. Niet voor niets de grote afvlakcondensatoren in onze voedingen, dus waarom twee spoelen? Het is een geweldig idee gebleken want de Hartley schakeling is niet meer weg te denken. In de recorder wordt een BO8 spoel gebruikt van Amroh, via een aftakking wordt via C22 een HF-signaal naar de wiskop gestuurd. Tijdens weergave is de oscillator uitgeschakeld. De opnamekop krijgt tijdens de opnamestanden HF-voorspanning via C21 van 100 pF. Een sperfilter C20 met hieraan parallel een regelbare spoel om de juiste sperfrequentie in te stellen zorgt er voor dat geen 40 kHz signaal de versterker bereikt. Een zelfde systeem wordt ook gebruikt in de zelfbouw recorder.



Tijdens de lezing is het hele schema (klik voor PDF) uitgebreid behandeld en heb ik de bandrecorder nog even laten draaien en konden de aanwezigen horen dat deze recorder het goed doet. Luid en duidelijk zonder rumble hoorden we Louis Prima met zijn orkest. Ik vertelde nog dat ik deze lezing ook op VERON-avonden heb gegeven en daar sprak ik een dokter die lang geleden bij mij op cursus zat voor het behalen van het F-diploma zendamateur. Tijdens een gezellig gesprek in de koffiepauze vertelde hij mij dat hij die dag nog op zijn spreekuur nog iets wonderlijks had mee gemaakt. Een dame, waarbij hij nadrukkelijk zei van ongeveer mijn leeftijd, kwam bij mij met de klacht dat ze ernstige keelpijn had en vanwege een te verwachten onderzoek wat gemakkelijke kleding had aan getrokken. Lachend zei de dokter mij: “Hoe vindt u zoiets? Het moet toch niet gekker worden.” Ik dacht gelijk: “Die mevrouw heeft vast en zeker vroeger bij mij in de klas gezeten.”

Aan iedereen werd het schema uitgedeeld en ik wees erop dat bij de eerste Handy Sound recorders nog gebruikt werd gemaakt van gelijkspanning om te wissen. Daar is men snel van afgestapt. Dat gaat natuurlijk wel, maar dan is de band al voor de helft in een richting gemagnetiseerd wat hetzelfde effect heeft als een uitgangstrafo met een te kleine ijzerkern.

Normaal gesproken is er bij aankoop een gebruiksvoorschrift, dat nu na zoveel jaar gekocht op onze radiobeurs, er niet meer bij is. Vandaar deze aanwijzing: De driepolige aansluiting links onder op het schema, moet verbonden worden met een laagohmige luidsprekeraansluiting van een radiotoestel en de ander aansluiting met de grammofooningang. Er komen dus twee afgeschermde draden aan deze aansluitplug. Een pick-up moet aangesloten worden op de grammofooningang van de recorder. Bij grammofoonopname gaat het signaal dan eerst naar de radio pick-up ingang en komt via de luidsprekerleiding weer terug naar de recorder.

Piet van Schagen, radiotechnicus.