Verslagen Radiocafé

7 maart 2017: Lezing wobbelen

Al eerder behandeld op (7 oktober 2008), maar er zijn toch nog wat vragen over het gebruikte meetapparaat. Deze bevat drie aparte onderdelen. Ten eerste een zaagtandgenerator met een vaste frequentie van 60 Hertz middels een gasbuisje de PL2D21. Deze dient voor de zwaai van de meetfrequentie en tevens voor de horizontale sturing van de scoop.

Ten tweede een omkeerbaar detectiedeel om een duidelijk beeld te verkrijgen op het scherm. Het belangrijkste deel is de wobbelgenerator. Met tweemaal een ECC81 en een EF80 buis. Belangrijk ook de gestabiliseerde voeding van 150 Volt welke wordt verkregen met twee gasontladingsbuizen OA2 met een 150 Volts brandspanning. Nodig om een absolute contante voedingsspanning en te voorkomen dat bij netspanning variaties de stuurfrequentie op de loop zal gaan.

De opgewekte zaagtandspanning van 60 Hertz wordt toegevoerd aan de laagfrequentingang en met een potentiometer kan de zwaai worden ingesteld op het rooster van B1. Deze sterk tegengekoppelde triode versterkt ongeveer 5 keer met behoud van lineairiteit. Op de anode staat een gelijkspanning van ca 100 Volt plus een zaagtandspanning van 25 Volt (top tot top voor een totale zwaai).‘De laadweerstand’ is een lineaire potmeter van 100 kOhm met een vaste serie weerstand van 33 kOhm. Rekening houdend met de bronweerstand (Ri en Ra van B1) verkrijgen we een bereik van ongeveer 1 staat tot 3 voor de centrale frequentie.

De laadschakelaar was in eerste instantie omschakelbaar, zoals getekend in het schema, maar omdat er slechts een demonstratie bandfilter wordt gebruikt is een vaste condensator gebruikt van 1000 pF micacondensator en met zo kort mogelijke draden gemonteerd. De schakeling is een Schmitt-trigger met de buizen B2 en B3 die een stroom trekken van 7 mA zodat de kathodespanning in de buurt van plus 40 Volt ligt. De spanningssprongen aan de anoden bedragen rond de 12,5 Volt voor B2 en ongeveer 16 Volt voor B3.

Ter compensatie van de ingangscapaciteit van B3 is een speed-up condensator van 47 pF parallel aan de anodeweerstand van B2 aangebracht. Wordt deze niet aangebracht dan is het moeilijk om het hoogste frequentie te bereiken. Via een spanningsdeler met instelpotmeter van 50 kOhm (dit luistert naar ervaring zeer precies en kan van buiten af, middels een schroevendraaier ingesteld worden!!) tevens ook voorzien van een speed-up condensator van 22 pF, wordt de ontlaadbuis B4 gestuurd.

De buffertrap met de penthode B5 de EF80 is geschakeld als een roosterstroomdetector, welke zijn eigen negatieve voorspanning opwekt. Hierdoor wordt steeds gewerkt in het meest steile deel van de karakteristiek, hetgeen in combinatie met de lage anodeweerstand de vorming van harmonische ten goede komt. Tevens blijft de uitgangsspanning constant over het gehele frequentiegebied. De anodeweerstand is een potmeter van 1 kOhm waarmee de uitgangsspanning wordt geregeld.


klik voor grotere afbeelding

Met het uitgangssignaal wordt een van spoelen van het demonstratie bandfilter  aangestuurd. De tweede spoel wordt aan gesloten op de verticale ingang van de scoop. Deze spoelen zijn ieder 380 uH en zijn ieder parallel aangesloten op een regelbare condensator van 500 pF. De spoelen zijn onderling te verschuiven en zo kan een duidelijk beeld worden gegeven hoe een en ander afgeregeld moet worden.

Wobbelen met een bandfilterschakeling van een radio geeft meestal een onduidelijk zicht op een mooi plaatje. Vaak zijn deze bandfilters van een bedroevende kwaliteit en moeilijk echt goed af te regelen. Amroh bandfilters zijn meestal al fabrieksmatig goed ingesteld en geeft draaien aan trimmers of ijzerkernen eerder een negatief resultaat omdat men meestal zo afregelt dat de uitgangsspanning stijgt. Daarom kan hiermee goed gedemonstreerd worden hoe dat kan en ook waarom dat juist niet goed is. Eigenlijk een goed leerzaam middel deze opstelling om een goed begrip te verkrijgen over de werking van bandfilters.

Piet van Schagen