Verslagen Radiocafé

Verslag 11 augustus: Schakelingen voor het omzeilen van patenten

Ondanks het warme weer, een druk bezochte avond met gevolg een overvolle bezetting van het kleine zaaltje. Deze avond ging het over diverse schakelingen, veelal om patenten te omzeilen. Wat in vele gevallen het gevolg was van wonderlijke schakelingen, waarvan nu velen zich afvragen waarom zou dat zo gemaakt zijn. Als voorbeeld had ik een reclame van een oude franse VITUS radiotoestellen aan uit 1924 meegenomen. Waarop vermeldt dat buiten de prijs van de ontvanger ook nog de rechten van de SFR en SIF extra betaald moesten worden, voor de door hun vastgelegde octrooien op schakelingen.

Bekend zijn de koppelingen tussen de lampen waarvoor patentrechten moesten worden betaald. Wat dan weer aanleiding is om daar weer wat anders voor te bedenken. In een Amerikaans blad “Radio News” uit 1931 vond ik een patentaanvraag voor een variant op de transformatorkoppeling. Natuurlijk met een leuk verhaaltje erbij om het wat overtuigend te maken.

Niet alleen gebeurde dit bij radio-ontvangers ook op ander gebied werd er van alles aan gedaan om patenten te omzeilen. Henry Ford gebruikte daarom een Epiclysche of planetaire versnellingsbak in zijn T-Ford. Een tweeversnellingsbak met een achteruit. Voorzien van twee pedalen. Met het linker ingetrapt stond de auto in de eerste versnelling en als de wagen opgang was gekomen, liet je het pedaal los en kwam de bak in zijn tweede versnelling. Half ingetrapt en de tweede pedaal helemaal ingeduwd dan stond de wagen in zijn achteruit. Ja daar rij je niet een-twee-drie mee weg, maar eenmaal gewend is het een goed soepel werkende versnellingsbak.

Ik had speciaal voor deze avond mijn vaders nummerbewijs meegenomen uit 1925 en het oude instructieboekje van de T-Ford met de afbeelding van de vier cilinder 2892 cc zijklepmotor die 20 pk levert bij 1800 toeren. Goed te zien op het plaatje is de planetaire versnellingsbak. Met de auto kan een topsnelheid van 70 km/u bereikt worden, wel oppassen de auto heeft geen voorremmen. Wel een starre achteras!!
Dit laatste voor de liefhebbers die graag in een echte automobiel willen rijden.

 

Voor bovenstaand nummerbewijs is toch wat uitleg nodig. Dit provinciale kenteken werd vanaf 1906 in het leven geroepen, waarbij de chauffeur een rijbewijs en een nummerbewijs in zijn bezit diende te hebben. Deze nummerbewijzen werden per provincie uitgegeven. Waardoor elk nummerbord begon met een of twee letters om de provincie aan te duiden.

Voor Noord-Holland was dat de G, GZ en GX. Toen het verkeer steeds vaker de grenzen van de provincie overschreed, ontstond de behoefte aan een landelijke centraal toegankelijke kentekenregistratie. Wat leidde tot de oprichting van de Rijksdienst voor wegverkeer, de RDW in 1951. Kentekens werden nu niet meer door de provincie uitgegeven maar landelijk door de RDW.

Een verrassend detail is dat bij het uitgeven van de eerste letter men niet begon bij de A maar bij de N. Het eerst uitgegeven nummerbord is dan ook ND-00-01. Mijn eerste (al zeven jaar oude) auto, die ik tweedehands kocht in 1958, een Ford Prefect, had op het blauwe nummerbord de letters en cijfers NG-21-01. Wat duidt op een heel vroeg uitgegeven nummer.

Benzine kostte toen 58 cent, maar buiten de wegenbelasting moest ook nog een vrijwel gelijk bedrag aan personele belasting betaald worden. Ook werd ik verplicht de uitklapbare richtingaanwijzers te vervangen door clignoteurs en mijn stoplicht midden op de achterklep, welke mooi rood oplichtte tijdens remmen met de letters STOP, door twee rode stoplichten links en rechts. Om ook naar het buitenland te mogen rijden was een Carnet nodig en een buitenlands rijbewijs dat bij de ANWB verkregen kon worden.

Hier onder een afbeelding van de T-Ford motor uit 1925.

Ook bij lampen zien we vaak uitvoeringen die afwijken van hetgeen we gewoonlijk aantreffen. Bekend is de al eerder besproken JUNOT lamp. Maarten Gudde had een Engels lampje meegebracht dat in eerste instantie aan een Philips DII deed denken. Echter met een afwijkende anode.

Als voorbeeld deze avond de Ultradyne ook wel de Lacaultschakeling genoemd. Een frequentiewisselaar waarvan de mengtriode gevoed wordt door de hoogfrequent wisselspanning van de oscillator. Echter eerst een stukje geschiedenis: Al in het begin van de eerste radioverbindingen ondervond men al de grootste moeilijkheden bij de ontvangst van de signalen. Het is nog alleen telegrafie dat middels vonkzenders of hoogfrequent generatoren, dynamomachines met veel polen en grote rotorsnelheden wordt uitgezonden.

Er waren nog geen lampontvangers en men moest het doen met de eerste detectoren zoals de coherer en magnetische detector. Die waren vrij ongevoelig, zodat de afstand tot de zender beperkt bleef. Daarbij de lastige onvermijdelijke, atmosferische storingen die het nemen van de morseseinen bemoeilijkten. Het vermogen vergroten van de zenders zou een middel kunnen zijn, maar was moeilijk uitvoerbaar. Het is Fessende die 1901 op het idee kwam om tegelijkertijd met twee verschillende frequenties uit te zenden, die aan de ontvangstzijde worden vermengd en de hieruit verkregen verschilfrequentie te detecteren.

Hiermee zou men buiten de frequenties van de atmosferische storingen kunnen komen en een beter storingsvrij signaal kunnen verkrijgen. Natuurlijk een vrij kostbare onderneming omdat nu twee sterke zenders nodig zijn. Beter was dan ook om aan ontvangstzijde een hulpfrequentie op te wekken. Het voordeel daarvan is ten eerste het benodigde geringe vermogen en om zelf deze frequentie te kunnen wijzigen, ingeval van sterke storingen en het bericht zonder fouten genomen kan worden.

Deze hulpgenerator werd Heterodyne genoemd. In 1913 werd door Graaf Arco en Meissner de eerste radiolamposcillator ontwikkeld. Hieruit werd al snel door Round patent gevraagd op de Autodyne. Een eenlampstoestel vergelijkbaar met een teruggekoppelde detector die iets verstemd wordt met de ontvangstfrequentie zodat een verschiltoon ontstaat van een in het gehoor goed liggende toon van ongeveer 800 hertz, die goed te horen is bij ontvangst van een ongemoduleerde draaggolf. Het gaat nog altijd over telegrafieontvangst. In 1917 vraagt Levy patent aan voor een heterodyne systeem waarmee storingsvrij telegrafie ontvangen kan worden. Dit met behulp van twee heterodynes. De eerste om met menging met de ontvangstfrequentie een frequentie te verkrijgen buiten de stoorvelden. Gevolgd door een direct conversiesysteem. Kort daarop komt Armstrong met de heterodyne ontvanger zoals wij die nu nog in onze omroepontvangers gebruiken.

Op het bord werd getekend een meer uitgebreide Autodyne en als we de tekening bekijken, lijkt het op een tweekringer waar men bij de detector de roostercondensator en lekweerstand heeft weggehaald en in de plaatkring de LF-trafo vervangen door een Teslaspoel, de bekende middenfrequenttrafo. Door de tweede lamp te laten genereren, zodanig dat de verschilfrequentie met de ontvangstfrequentie overeenkomt met de afstemming van het MF-filter kunnen we, door hierachter een detector te plaatsen, een gemoduleerd telefoniesignaal hoorbaar maken. Een leuke proef die men zelf kan doen met een oude tweekringer met een tweeknopsafstemming.
Natuurlijk werd ook de Ultradyne gedemonstreerd deze avond, we werden echter gestoord door een lastige brom. De ontvangst is in ons café erg moeilijk. Gyula had een speciale afstembare antenneversterker gebouwd en we weten dat zijn producten degelijk beproefd zijn en met vakmanschap samengesteld, maar wat er op de dakantenne aan signalen terecht komt, wat betreft storing, daar kan geen station doordringen. Opvallend dat de oude Belgische antenneversterker met raamantenne het voor elkaar kreeg één zender te ontvangen (de beschrijving van de Ultradyne is terug te vinden in de artikelen reeks “Spreekuur Technische Commissie”).
Ach het gaat uiteindelijk om het gesproken woord, wel soms even afdwalend met een grappig tussendoor vertelde ervaring die ik zo af en toe meemaak met het bezoeken van rommelmarkten.

Een wat late pauze waarna Gyula het woord nam. We hadden het kunnen verwachten, de al eerder besproken wonderlijk ontvanger met een ECC83 was opnieuw geüpdatet. Opmerkelijk wat het kleine buisje te verwerken krijgt. Gyula moest lachend toegeven dat het buisje tamelijk warm werd. Flauwekul natuurlijk, maar het bijgewerkte schema liet een nog beter geavanceerde ontvanger zien en zoals het was te verwachten, toch nog weer reflexontvanger.
Daar we al eerder verrast waren met het behaalde resultaat van dit kleine wonder was het nu nauwelijks te begrijpen dat het toch nog verbeterd was. Ik denk dat Gyula meer kijkt naar het scherm van zijn scoop, dan luistert naar de ontvangst. Bij de geringste faseafwijking, hoe gering de hoek ook maar mag zijn, wordt ogenblikkelijk ingegrepen. De schakeling, in eerste instantie uitgedacht om met een aparte triode de terugkoppeling te verzorgen in een vaste instelling, is nu geworden tot een ingenieus uitgedachte ontvanger met ongelooflijke kwaliteiten.

Om de ongelijkheid in versterking over de gehele band tengevolge van de oplopende kringstroom met ingedraaide afstemcondensator tegen te gaan, is een speciale automatische volumecontrole uitgedacht. Zodat de versterking over het gehele frequentiebereik constant blijft en de terugkoppeling vast ingesteld kan blijven. De uitgangsspanning is zo groot dat een EL84 als eindbuis overstuurd wordt en een volumeregelaar geen overbodige luxe zal zijn. Het zou mij niet verwonderen als menig zelfbouwer reeds de soldeerbout heeft ingeschakeld om dit leuke toestel na te bouwen. Er werden al vragen gesteld tot betrekking van de spoel: “Kan ook een 402 spoel gebruikt worden?“
Hopelijk vinden we straks in ons RHT de volledige beschrijving.

De avond werd afgesloten met een door Gyula meegebrachte oude Amerikaanse radio, een zwaar lomp apparaat met afstandsbesturing via bodenkabels. Leuk om te zien.

Piet van Schagen PA3HDY