Verslagen Radiocafé

Lizam ontvanger

Deze avond stond de LIZAM op het programma, een toestel met de uitstraling van een ontvanger uit 1925 maar dit toestel werd in 1992 gebouwd. Het is niet zo moeilijk als men daar de mogelijkheden voor heeft en alle benodigde gegevens om een toestel zodanig na te bouwen dat het niet van echt is te onderscheiden.

Wat men vroeger kon maken kan nu natuurlijk ook. Als er veel geld wordt geboden voor zeldzame apparaten is de verleiding groot deze weer na te bouwen. Waar komen anders al die Piano Ducretets vandaan? Vaak replica's of ook wel vervalsingen genoemd. Het leek mij beter iets te bouwen dat nergens enige vergelijking mee zou hebben, maar wel erg echt moest lijken te zijn.

Het toestel is dan ook inwendig voorzien van het gebruikelijke ingeplakte papier met daarop het serienummer en de handtekening van de eindcontroleur. Tevens de waarschuwing dat er geen garantie wordt gegeven als men zelf veranderingen heeft aangebracht. Het toestel krijgt als merknaam “LIZAM” wat een samenstelling is van de namen van mijn kleindochters Elizabeth (LIZ) en Amber (AM). Tevens voorzien op de kast van een vernikkeld plaatje met de naam van het toestel en serienummer “Ets LIZAM TSF serie 492“ . Dit plaatje is nog het meeste werk geweest om dat te kunnen maken.

Is het nu een replica? Nee in werkelijkheid, nadat ik een Ducretet A2 had gezien, wilde ik een toestel bouwen met een dergelijke schakeling. Dit toestel werd beschreven in nummer 19 van TSF PANORAMA een prachtig blad, dat helaas niet meer bestaat. Maar niet alleen deze veel gezochte A2, ook een beschrijving in “Mon poste de TSF van Joseph Roussel” uit 1925 bracht mij op het idee een dergelijke op een Reinartz gelijkende ontvanger te bouwen.

De vraag die mij vaak wordt gesteld is: “Ik ken dat merk niet of nooit van gehoord“. Maar dat is met veel apparaten het geval dus dat maakt het juist spannender. Het schema is niet erg gecompliceerd. Het is een drielampsschakeling een roosterdetector en twee lampen voor laagfrequentversterking. De werking van de roosterdetector werd uitgebreid uitgelegd deze avond.

Niet alleen de werking en het berekenen van roostercondensator en lekweerstand, maar ook de problemen die kunnen ontstaan, zoals dat bij oversturen dat ook plaatdetectie optreedt. Dat geeft een in fasetegengesteld signaal zodat de versterking afneemt en zorgt voor vervorming. Een probleem dat zich vroeger openbaarde bij de komst van de hoogfrequentversterkervoortrap met de eerste tetrodelampen zoals in schakeling Koomans.

In dit toestel is de detectorspoel is niet verwisselbaar zoals in de Ducretet A2, maar is samengesteld uit zes mandbodem spoelen ieder 48 windingen. Met een schakelaar welke zes standen heeft kan het juiste aantal windingen ingeschakeld worden. Met de aanwezige spoelen kan men een ontvangst regelen van 100 tot ruim 1000 meter ( 24, 48, 72, 96, 144, 192, 240 en 288 windingen).

De terugkoppelspoel heeft 24 (PO) of 48 (GO) windingen omschakelbaar met een schakelaar op het front. De milliampèremeter in het anodecircuit van de detector is een precisie instrument om de juiste indicatie te geven van de afstemming. Iets wat zeker bij de ontvangst van ongemoduleerde morseseinen nodig is om juist af te stemmen. Indien de ontvanger niet genereert zal de meter de anode stroom aanwijzen die voor een TM lamp bij 40 volt anodespanning ongeveer 0,8 mA zal bedragen. Op het moment van genereren valt de wijzer terug en op de laagste aanwijzing is men dan juist afgestemd.

Een kleine opmerking is wel nodig, namelijk dat over de primaire van de eerste laagfrequenttrafo en de meter een condensator van 2000 pF (C5) is aangebracht. Voor de meter zeker nodig om deze te vrijwaren van hoogfrequent wisselstromen. Het is een draaispoelmeter en derhalve een gelijkstroom instrument en zal dus niet uitslaan. Maar kan zorgen voor verbranding van het spoeltje van het meetinstrument.

Een driestandenschakelaar geeft de mogelijkheid om het afstemcircuit te veranderen. In stand P staat de spoel parallel aan de afstemcondensator C1. In stand S staan de spoel en afstemcondensator in serie. In stand AP is de antenne verbonden met de spoel L2 en staat de afstemcondensator parallel aan L1. In deze positie functioneert de ontvanger volgens het "Reinartz-principe" en het is aldus dat men kan rekenen op betere ontvangstresultaten. Zowel de afstem- en terugkoppelcondensator zijn voorzien van geïsoleerde verlengstukken, die middels drie schroefjes aangebracht worden op de knoppen. Deze zijn nodig om het handeffect tegen te gaan van degene die het apparaat bedient.

Het toestel is samengesteld uit originele oude onderdelen afkomstig van niet meer te herstellen wrakstukken van zeer oude toestellen. Want ontbrekende onderdelen proberen te vinden valt niet mee, het blijft zoeken naar een naald in een hooiberg. Reden voor mij om dan maar de resterende onderdelen te gebruiken voor een geheel nieuw toestel.

Vrijwel alle bedieningsorganen op het front en de variable condensatoren zijn afkomstig van een GMR (George, Montastier & Rouge) type RC4 (zie foto). Een toestel dat niet meer te terug te brengen was in zijn oude glorie en dat ik kocht in St-Ouen. En ik mag niet vergeten de zeer oude laagfrequent transformatoren die ik kon ruilen tegen oude seinsleutels met Mr Le Galudec.

Deze radio heeft de ereprijs gekregen tijdens een expositie in 1993 gehouden in Riquewhir door de CHCR in de categorie “Meilleure Réalisation”. De prijs, een prachtige beker, werd mij uitgereikt door Astrid Mull Conservatrice van het museum "De historie van de PTT" in de Elzas. Daarna heeft deze ontvanger in Frankrijk op meerdere expositie's in Frankrijk gestaan en veel prijzen gewonnen.

Op de foto de prijsuitreiking in de zomer van 1994 in Les Vans in de Ardeche. Op de tafel de diverse apparaten die in de prijzen vielen en daarachter de Jury van de AEA met in het midden Mr. Demerseman.
Normaal gesproken is de ontvangst niet slecht, alhoewel het afstemmen enige vaardigheid vereist. Tijdens de demonstratie in ons radiocafé met de te korte en capacitieve antenne was het mogelijk om moeizaam een Engels station te ontvangen. Jammer natuurlijk, maar de hoofdzaak is toch het toestel zelf dat veel aandacht trok en van alle kanten werd bekeken. De vele foto's gemaakt door onze radiocaféfotograaf spreken voor zich.

Piet van Schagen

 

Le poste “LIZAM”

Il arrive souvent que l’on vole un poste inconnu. Mais en l’occurence, c’est compréhensible, car cet appareil est né en 1993 et il a été fabriqué à la maison. La construction d’un poste de TSF n’est pas aisée, mais j’ai essayé de faire de mon mieux afin que ce soit une réussite. Le récepteur est pourvu d’un papier de garantie estampillé et daté de 1925. En plus, il porte une plaque de laiton nickelé avec l’inscription « Ets LIZAM TSF » qui le paraître authentique.

Est-ce une réplique? Non, car il n’entrait pas dans mes intentions de faire une réplique. En réalité, ce poste résulte d’un projet que j’ai conςu, inspiré en cela par l’article « Ducretet A2 » de Monsieur Camel Belhacène paru dans le numèro 19 de TSF. PANORAMA, mais inspiré aussi par le chapitre « Les récepteurs à lampes de type classique paru en 1925 dans le livre « Mon poste de TSF « par Joseph Roussel. J’en suis donc arrivé à l’idée de faire un poste selon cette description, ce qui a abouti 1a ce récepteur Reinartz. Une question m’est souvent passée: ‘Je ne connais pas ce poste, que signifie LIZAM?‘ J’ai nommé ce poste d’après les prénoms de mes petites filles. LIZAM en étant une composition: Elizabeth (LIZ) et Amber (AM).

Le schéma du poste n’est pas compliqué. La self est composée de six galettes en fond du de panier de 48 spires chacune. Une manette avec huit plots sert à mettre en circuit les fractions convenables des enroulements , suivant la longueur d’onde des signaux que l’on veut recevoir. Ces enroulements sont calculés pour les longueurs d’onde variant de 100 à 1000 mètres (24, 48, 72, 96, 144, 192, 240, et 288 spires).

La self de réaction a 24 (PO) ou 48 (GO). Le milliampèremètre du circuit plaque de la détectrice est un précieux instrument pour indiquer l’accord de faςon précise. Si le récepteur n’accroche pas, la valeur indiquée sera celle du courant plaque ( environ 0,8 mA pour une TM avec Va = 40 volt ). Au moment de l’accrochage cette intensité diminue et l’indication minimale permet d’ajuster au mieux la valeur de la réaction en se tenant avec précision à la limite de l’accrochage. Une petite remarque, une capacité fixe de 2000 pF (C5) shunte le primaire du premier transformateur BF ainsi que le milliampèremètre. Son seul but est d’écouler les oscillations HF du circuit plaque de la lampe détectrice qui n’auraient pu être arrêtées par la self de choc.

L’appareil de mesure est un instrument à cadre mobile, avant donc un enroulement comportant peu des spires et le courant HF pourrait modifier son indication. Un commutateur à trois plots permet de modifier le circuit d’accord. En position P la self L1 est parallèle avec le condensateur d’accord C1. En position S, L1 est en série avec C1. En position AP, L’antenne est connectée à L2 (apériodique). Par conséquent dans cette position l’appareil fonctionne comme un poste REINARTZ et c’est ainsi que l’on obtient les meilleurs résultats. Les manettes isolantes qui permettent de manœuvrer à distance réaction et CV d’accord, évitent les déréglagles, donc à l’approche des mains de l’opérateur.

Le poste est constitué de pièces très anciennes provenant en grande partie de deux épaves qu’il n’était pas possible de remettre dans l’état d’origine car il me manquait beaucoup de pièces, aussi difficiles à trouver maintenant qu’une aiguille dans une botte de foin. C’est pourquoi j’ai construit ce nouveau poste qui aurait fait bonne figure en 1925. L’ébénisterie, les CVs et les cadrans proviennent d’une épave que j’ai achetée l’année dernière à une bourse de radio en Joyeuse. Les boutons et les manettes proviennent d’un poste GMR type RC4 que j’avais trouvé il y a quelques années à St-Ouen. Je ne veux pas oublier les transformateurs BF que j’ai pu obtenir grâce à M Le Galudec en les échangeant contre des manipulateurs.

Ce poste m’a valu d’être le lauréat d’un concours CHCR en 1993 dans la catégorie « Meilleure Réalisation ». C’est Mlle Astrid Mull Conservatrice du Musée d’Historie des PTT d’Alsace qui m’a remis le diplôme. Il y a plusieurs collectionneurs qui ne se sont pas doutés que le poste n’est pas ancien, car il n’est pas toujours évident démêler le vrai du faux. Malgré une certaine instabilité, ce poste fonctionne très bien.

P. van Schagen. Alkmaar chcr 190