Verslagen Radiocafé

Verslag 23 september: de Coherer

Dit keer ver terug in de tijd, de eerste mogelijkheid om radiogolven te detecteren. De coherer is een detector voor radiogolven, ontwikkeld door de Franse natuurkundige Eduard Branly (1844 -1940) waardoor deze in Frankrijk wordt beschouwd als L’inventeur de la Telegraphie sans Fil.

De coherer is een instrument waarvan velen zich heden nog afvragen hoe het werkt en hoe het ooit uitgevonden had kunnen worden. Het is een glazen buisje gevuld met metaalvijlsel (FeNi). Het heeft een vrij hoge weerstand maar als een elektrische lading wordt ontvangen, dan klonteren deze deeltjes aaneen en loopt de weerstand sterk terug. Middels een in serie geschakelde batterij kan dan een stroom geleverd worden aan een daarmee tevens in serie aangesloten spoel van een relais.

Het is Munck de die al in 1838 vaststelde dat een glazen buisje gevuld met kleine metaaldeeltjes onder normale omstandigheden een zeer grote weerstand heeft en dan slecht stroom geleidt. Wordt er in de nabijheid een Leidse flesch ontladen dan wordt door het luchtig vastlassen van de deeltjes de coherer geleidend met een lage ohmse weerstand. Door tegen het buisje lichtjes te kloppen vervalt de inhoud weer in de oude toestand.

Lange tijd werd er verder niet over gesproken, het had ook verder geen doel om het ergens voor te gebruiken. Het is echter Branly die op 24 november 1890 dit verschijnsel op de Académie des Sciences kenbaar maakte en het een “Radio conducteur “noemde. Oliver Lodge gaf het later de naam Coherer (cohere = samenkleven) en sindsdien wordt het zo genoemd.

Deze avond werd meegebracht een Coherer ontvanger van Merkelbach compleet met bel en klopper en het gevoelige snelrelais. Met het laatste kan met een maakcontact een klopper of morsetoestel bediend worden. Bij elk binnenkomend signaal slaat gelijk een wollig hamertje tegen de glazen buis om direct weer de samen gekleefde ijzerdeeltjes los te kloppen. Het apparaat is terug te vinden in het boek geschreven door Fons Vanden Berghen “Telegrafie, een verhaal in rechte lijn”, op bladzijde 76. Ook de andere op de foto's getoonde apparaten zijn daarin terug te vinden en op duidelijke wijze beschreven.
De weerstandveranderingen maakte het mogelijk punten en strepen te onderscheiden van morse alfabet. Het had wel een beperking, want een seinsnelheid van meer dan 15 woorden was niet mogelijk. Zeker tot 1904 werd gebruik gemaakt van dit toestel. De experimenten met kristallen door Mr. Bird en de afstemde ontvangers volgens het Lodges Syntony principe en de opkomst van de radiolampdetector maakten een eind aan de coherer-ontvangst.

De Britse Admiraliteit was niet direct tevreden met de mogelijkheid om via een koptelefoon de seinen op te nemen, waarbij slechts één man de boodschap doorkreeg en verkoos toch liever voor een schrijvend systeem, waardoor anderen de boodschap nog eens konden controleren. Nog lang zouden dan ook nog de morseschrijvers dienst doen. Het Baudot-systeem bleef zelfs nog in 1947 in gebruik en haalde als snelschrijver vijftig woorden per minuut. Aanrader om te lezen is ook het boekje “In het kielzog van Marconi” geschreven door Jan Noordergraaf.
De meegebrachte attributen trokken veel bekijks en ontlokten veel onderlinge gesprekken.

De klopper van Bunnel.

 

De Ducretet sleutel uit 1901.

 

De Hasler&Escher sleutel uit 1890.

 

Tekening van de Hasler&Escher sleutel uit  het blad van het 'Bundesamt für Übermittlungstruppen'.

 

"Das Fernmeldmatrial der Schweizerischen Armee seit 1875"

De Zwitserse Hasler&Escher morsemachine uit 1887, hier op de foto, werd niet meegebracht, maar toch een aanvulling bij dit verslag.

 

Praat over morsesleutels en je merkt dat de morsesleutelaars sterk vertegenwoordigt zijn tijdens onze bijeenkomsten. Geert Paulides had een oude Bunnel sleutel meegebracht uit het vonkzender tijdperk en wist daar een leuk verhaal aan vast te binden.

Na de wat laat begonnen pauze toch even tijd voor onze elektronicaspecialist Gyula. Altijd benieuwd wat er nu weer voor ontwerp op tafel komt. Dit keer een klein printje waarop zichtbaar het nu voor ons zo langzamerhand bekende ferrietspoeltje en twee torretjes. Een middengolfzendertje om de oude radio's van de verzameling te voorzien van gewenste muziek.

Ik denk dat er even moed verzameld moest worden met de wetenschap dat er zeker acht geroutineerde zendamateurs in het zaaltje aanwezig waren. Maar dat viel mee, iedereen toonde gelijk interesse in het apparaatje. Een fetje met in een serie gevoede Colpits-schakeling dat gemoduleerd kan worden in de gate en met een heel klein c-tje gekoppeld aan een transistor geschakeld als impedantiewisselaar om aan de lage ohmse belasting weerstand van de antenne te kunnen voldoen.

Je ontkomt aan het moduleren in een oscillator om AM te verkrijgen niet aan een lichte FM-modulatie. Op de scoop was een goed plaatje te zien van de modulatie en moeizaam iets van de frequentiezwaai, wat echter haast niet lukt met een getriggerde scoop. Toch was het lichtelijk aanwijsbaar op het scherm, maar voor deze meting zijn andere middelen nodig.

Over het geheel genomen een perfect werkend apparaat dat maar weinig stroom trekt uit het 9 volts batterijtje. Natuurlijk kan bij gebruik van een buffer (BD139) een groter signaal aan de antenne geleverd worden. Gyula keek nu even terloops schuin naar de deur of er niet toevallig een opsporingsambtenaar van plan was om binnen te stappen en met zachte stem vertrouwde hij ons toe: “Het bereik is dan wel 10 km!“.

"Maar"; voegde hij er aan toe: "Dat is natuurlijk verboden." Op de bijgevoegde tekening staat een langdraad antenne afgebeeld met de woorden “Dat mag niet!!“ Het zal wel een afgestemd spoeltje op een ferrietkerntje worden om huiselijk bereik te kunnen verzekeren. Het zendertje had alle aandacht en bekijks. Ook de gevreesde licentiehouders waren het er over eens dat het een leuk zendertje is. Het ontwerp zal nu verder uitgewerkt worden en we gaan er straks meer over lezen in het RHT.

Piet van Schagen.