Verslagen Radiocafé

Verslag 9 september: de Lemouzy Megadyne

Deze avond werd het neutrodyniseren besproken. Voor onze radioliefhebbers iets uit het verleden maar bij zendamateurs nog altijd actueel bij het afregelen van zender-eindtrappen. Om het geheel wat duidelijk uit te leggen, werd eerst gesproken hoe de vroegere ontvangtoestellen zo rond 1923 werden samengesteld. In Nederland meestal een inductieve ontvanger, waarbij ook de antennekoppelspoel is voorzien van een in serie geschakelde variabele condensator en met als eerste lamp de detector en verder de nodige laagfrequentversterkers.

In Frankrijk is het vrijwel altijd een afgestemde kring, gevolgd door een hoogfrequentlamp met in de plaatleiding een weerstand van 80 k of HF-smoorspoel en daarna detectie. Overdreven selectiviteit met zo weinig zenders in de lucht speelde geen belangrijke rol. De 'aether' is in die tijd nog vergelijkbaar met een snelweg op een autoloze zondag. Toepassen van meerdere kringen met triodelampen, betekende onbeheersbare genereerneigingen. Oorzaak de inwendige roosterplaatcapaciteit in de lamp.

Amerikaanse toestellen met meerdere kringen pasten stopweerstanden in de roosterleidingen toe zoals bijvoorbeeld in de ontvanger Atwater Kent Compact 20, wat de versterking niet ten goede komt en meerdere kringen juist nodig zijn om enig resultaat te boeken. Het is de Amerikaan Hazeltine die in 1922 met de oplossing komt, het signaal van de plaat terug te voeren naar het rooster in tegenfase. Dat moet gebeuren in dezelfde grote als het aangeboden signaal aan het rooster via de inwendige capaciteit.

Daarvoor wordt dan een neutrodyne condensator gebruikt van een waarde rond die van de roosterplaatcapaciteit, welke verbonden wordt met de onderzijde van de plaatspoel. De benodigde positieve spanning wordt verbonden met het midden van de spoel. Door deze extra afgestemde kring in de plaatleiding wordt de selectiviteit vergroot. In afstemming op een bepaalde frequentie is de schijnbare weerstand zeer groot, toch zal niet merkbaar de versterking toenemen. De versterking is afhankelijk van de verhouding Ra / (Ri + Ra) en met een inwendige weerstand van 10 k en een plaatweerstand van 80 k kom je al op 88% van de versterking dus veel meer kan het niet worden.

Tijdens deze avond is dat uitgebreid besproken en met voorbeelden op het bord behandeld. Een prachtig voorbeeld is de Megadyne van Joseph Lemouzy uit 1925 die gelijk gebruik heeft gemaakt om via deze regeling een geijkte afstemschaal in meters aan te brengen.

Hij is hiermee de eerste en bezitters van een dergelijk toestel zijn niet meer gebonden aan de bekende cijferschaaltjes. Ook in Nederland krijgt het schema van dit toestel grote bekendheid. Corver beschrijft het in zijn deel twee van “Het draadloos amateurstation” en noemt dit ontwerp het Radiola-schema. In die tijd zijn het nog de bekende acculampen zoals A409 enzovoort.

Natuurlijk rijst de vraag hoe regel je zonder instrumenten zo'n neutrodyne condensator af in zo'n ontvanger? Het is vrij eenvoudig: je stemt af op een sterk station en draait de gloeistroomregelaar van de te neutrodyseren hoogfrequentlamp op nul of neem de draad van de gloeispanning los.

Via de roosterplaat capaciteit van de lamp krijgt de detector toch nog een zwak signaal. Nu de neutrodyne condensator zo instellen dat deze ontvangst het zwakst is. Helemaal stil is het niet te krijgen door de uitwendige bedradingscapaciteiten. Begrijpelijk dat bij het vervangen van de lamp deze procedure herhaald moet worden. Natuurlijk geeft een lamp hoogfrequentversterking de mogelijkheid zwakkere zenders te ontvangen en tevens betere detectie door nu voldoende signaal te kunnen toevoeren aan de detector.

Het is Koomans die met het idee komt om ook onze inductieve ontvangers te voorzien van hoogfrequentversterking door slechts een lamp plus het benodigde lampvoetje toe te voegen, door deze tussen de antennekoppelspoel en afstemspoel te plaatsen. De afstemspoel die nu verbonden wordt met de plaat van deze toegevoegde lamp moet aan de onderzijde losgenomen worden van de aardaansluiting en verbonden worden met de plus hoogspanning.

Nu eenvoudiger en goedkoper kan het niet en het wordt dan ook het meest nagebouwde toestel. Wel wat lastig dat de antennespoel nog gekoppeld kan worden met de detectorspoel, ze staan immers met zijn drieën beweegbaar midden op het ebonieten front. Alhoewel het ook weer zijn voordelen heeft voor diegene die graag wat experimenteren.

In het verbeterde Koomans schema wordt de antennespoel ver weg links onder op de frontplaat geplaatst zodat de detectorspoel geen terugwerking meer heeft op deze spoel.

Er gaat bijna een viltstift op aan het tekenen van schema's op het bord. Ondoenlijk dit verslag vol te zetten met al deze tekeningen. Geïnteresseerden in deze schakeling raad ik aan het boek deel 2 van Corver “Het draadloos amateurstation“door te lezen.
De Megadyne staat beschreven in het RHT: 1985 blad 2. Na enige tijd verschijnt de A442 de schermroosterlamp en is neutrodyniseren in deze toestellen niet meer nodig.

Na de pauze wordt er nog wat nagesproken en wordt de meegebrachte Megadyne van alle kanten bekeken en ook de bodem gaat los, want waar zit nu deze condensator? Dat is in dit toestel slechts een dun geïsoleerd draadje dat enige slagen om de roosterleiding is gedraaid. Uit ervaring weet ik dat dit wat lastig is om te neutrodyniseren met de hand vanwege het handeffect. Dus telkens een slag maken, hand weg en luisteren of we de juiste verzwakking bereiken. In deze moderne tijd is het natuurlijk handiger is om een ouputmeter over de luidsprekerklemmen aan te sluiten en een HF-generator te gebruiken. 

 Piet van Schagen