Verslagen Radiocafé

4 juni 2019: Paolo Soprani

Een eerder gehouden interessante lezing door Peter Lissenberg over hoortoestellen heeft mij er toe gebracht om mij daar verder in te verdiepen. In een beschrijving van een specialist vond ik de opmerking “Horen doe je met je oren, verstaan met je brein”. Ik kwam er al snel achter dat de stand van de oorschelp bepalend is voor de ontvangstkwaliteit van geluidstrillingen.

Normaal gesproken is de stand van de oorschelp (Helix) 30 graden ten opzichte van het hoofd de meest gunstigste. De 90 graden stand ook wel de flapstand genoemd zorgen voor een reductie van 30 tot 60 dB en men spreekt dan van matig slechthorend. Bij 60 tot 90 dB van doofheid, wordt het dan moeilijk om een gesprek te kunnen volgen in een drukke ruimte, men spreekt dan van “conferentiedoofheid”.

Boven de 60 dB geluidsverlies moet men zich zelfs vooroverbuigen naar de spreker toe om hem beter te kunnen verstaan. De kans om hierbij voor over te vallen kan voorkomen worden middels een stok. Vandaar de uitdrukking stokdoof. Vooral bekend bij op leeftijd zijnde personen.

Gelukkig is er een gehoorapparaat dat kan zorgen voor extra versterking, echter met een bandbreedte van 390 Hertz tot plus minus 4200 Hertz (hoogste toon van en piano).  Een toon van 390 Hertz is te vinden op de piano, vier witten toetsen rechts van het sleutelgat, het is een F. Dat betekent dat een pianist zijn linkerhand wel kan vergeten want met zo’n apparaat worden nauwelijks de eerste drie octaven van de piano versterkt om goed te kunnen horen.

Ergens begrijpelijk, ons gehoor is niet bedoeld om naar pianoconcerten te luisteren maar om onveilige geluiden waar te nemen, sluipende dieren door het struikgewas. Dan is een gevoeligheid van 1000 tot 4000 Hertz belangrijker dan een lage orgeltoon van 32 Hertz. Trouwens grote zware dieren maken genoeg herrie dat zelfs iemand met nauwelijks gehoor dat gewaar wordt, en die heeft dan ook nog zijn stok ter verdediging alhoewel dat niet veel zal helpen.

Tijdens de schepping is daar al over nagedacht. In militaire dienst leerde ik al dat zelfs ons linkerbeen iets korter is dan het rechter. Met gevolg dat iemand die meent rechtuit te lopen in een onoverzichtelijk oerwoud of woestijn, in werkelijkheid linksom een grote kring maakt en uiteindelijk weer terugkomt waar hij vandaan kwam. Nog altijd vinden wij dat terug bij sporters, hardlopers, schaatsers enzovoorts, altijd is de wedstrijdbaan tegen de klok in.

Een audicien zal bij controle de Fletcherproef uitvoeren en het dB verlies van 1000, 2000 en 4000 Hertz meten. De uitkomsten optellen en door drie delen. Het dan gemeten aantal dB’s is dan bepalend voor de mate van doofheid. Een studie audicien duurt vier jaar, men zou denken dan is bijna een doktersopleiding. Echter met vier jaar wordt bedoeld zolang werken bij een zaak voor hoortoestellen waarbij een dag in de week wat tijd wordt besteed aan de opleiding. Dus dat valt achteraf wel mee. Het is meer wat ervaring opdoen. Als een klant vraagt: ”Wat zegt u?“; dan is al gelijk duidelijk dat deze minder goed kan horen.

Laatst liep ik in Haarlem door een drukke winkelstraat en in een portiek van een winkel zag ik een man staan. Naderbij gekomen bleek het een pop te zijn die stond te praten, dat wil zeggen ik zag zijn mond bewegen maar daar kwam nauwelijks geluid uit. Met beide handen hield de pop een bord vast waarop in duidelijke letters stond: “Hoort u niets, loop dan even naar binnen voor een gratis onderzoek van uw gehoor”.

Toch nieuwsgierig de zaak in gelopen waar een jonge vrouw mij gelijk aansprak. U komt voor de test? Ik kreeg een hoofdtelefoon op en als ik een piepje hoorde moest ik snel op een knop drukken. Dat viel tegen, ik verwachte zuivere sinus tonen te horen maar het waren nietszeggende fluitgeluiden zonder onderling verschil. Ik mocht de hoofdtelefoon afzetten en de vrouw liet mij weten, een verlies van -42 dB en dat het bedroevend slecht was. Wonderlijk eigenlijk want het was mij nog nooit opgevallen dat ik moeite had met horen.

Het zijn akoestische vermogensmetingen en volgens mij valt deze uitkomst wel mee. Ik heb nog geen stok nodig. Maar volgens haar hoorde ik, omdat ik wilde horen en als het ware zelf de woorden opriep, zoals je ook in dromen iedereen hoort spreken zonder dat er direct geluid aan te pas komt. Ze vertelde dat ik zonder het te merken haar begeleidende gebaren niet had gezien maar dat ik automatisch de als gebarentaal bedoelde bewegingen transporteerde naar de hersenen en op deze wijze meende echt te kunnen horen.

Ik zei het te begrijpen, alleen niet waarom u mij vraagt of ik er bami of nasi bij wil? Ze keek mij verbaasd aan, bami en nasi? Ja, ik zag uw vingers een rare beweging maken en dacht daarom deze opmerking te moeten verstaan. U was waarschijnlijk in gedachten bij een afhaalchinees. Ze werd nu ineens heel ernstig en zei “Ik hoor nog wel van u” en liep richting de deur om die voor mij open te houden. Zij zal bij mijn binnenkomst al gedacht hebben, weer zo iemand waar ik niks aan verkoop.

Toch zijn er mensen die menen dat ik doof begin te worden en waarschuwingspiepgeluiden van magnetrons en fornuizen hoor ik niet.

Nou ja, hier hoef ik niet meer terug te komen. Ik dacht er nog aan dat vroeger oudere mensen een hoorn aan hun oor hielden en in de opening van de beker moest dan gesproken worden. Stel dat we een maximum laag van 440 Hertz ( A ) goed willen horen dan moeten we de geluidsnelheid /per sec delen door de frequentie en de uitkomst delen door 4. Dan weten we de doorsnede van de beker in centimeters. Dat is 341/440 = 0,775 m Nu delen door 4 = 0,19 m en dat is dan 19 cm. Toch al een forse beker.

De lengte, daar heeft lang geleden de wiskundige Fourier zich over gebogen en kwam na berekeningen uit op een interval van 1 voet waar telkens de openingsoppervlakte tweemaal groter moet zijn. Bij een beginopening van 1 inch (2,5 cm) is dat na 30 cm lengte 5 vierkante cm, de lengte wordt dan 4 stappen maal 30 cm  een lange hoorn van 120 cm.  Een beetje groot om aan het oor te houden.

Waarom nu een verhaal over gehoorproblemen. We zijn toch zelf vaak bezig met geluidsversterking en als we niet eens behoorlijk kunnen luisteren naar muziek dan heeft het weinig zin kwalitatieve versterkers te bouwen. Nu is de versterker zelf het minste onderdeel in een geluidsversterking, wel leuk om te bouwen maar de eigenlijke vermogensbron komt er meestal slecht van af. We weten mag ik toch aannemen dat het grootste vermogen dat een voeding kan afgeven is als Ri = Ru. Juist dit belangrijkste onderdeel wordt meestal onderschat. De meest eenvoudige versterking is een koolmicrofoon in serie met een uitgangstrafo (1 : 1) aangesloten op een flinke accu.

De koolmicrofoon doet het zelfde werk als een complete versterker, hij moduleert de stroom, de accu is de krachtbron en op de uitgang met een spleet in de kern (om overmagnetisatie te voorkomen) wordt een luidspreker aangesloten. Deze trafo dient er alleen maar voor dat geen gelijkstroom door de spreekspoel kan lopen en de spreekspoel of ver in de magneetspleet wordt getrokken of juist volledig eruit. Als er in de koolmicrofoon wordt gesproken dan wijzigt de weerstand door het meer of minder samendrukken van de koolkorrels met gevolg dat de waarde van de  kringstroom zal overeenkomen met de gesproken geluidstrillingen. De wisselende stroom zal in de secundaire wikkeling van de trafo een spanning opwekken waarmee de luidspreker wordt aangesproken. Eenvoudiger kan het niet, het is een goed werkende klasse A versterker.  Wel moet men ervoor zorgen dat er een accu wordt gebruikt waarvan de klemspanning nauwelijks wijzigt tijdens de stroom wisseling om vervorming te voorkomen.

Men wil toch wel wat beters dan een koolmicrofoonversterker. Gelukkig dat er genoeg zelfbouw voorbeelden zijn. De meeste zijn te vinden in Radio Bulletin waarin Dr Blan verscheidene knappe doordachte zelfbouw versterkers heeft beschreven. Daarbij verlokkende zinnen om het product aan te prijzen, zoals voorzien van dashboardbediening en een aan/uit schakelaar.

Echter telkens als je het apparaat hebt gebouwd en thuis bij een kop koffie je vrouw vol trots de eerste grammofoon plaat wil laten horen zegt zij: “Wacht even, ik geloof dat er post is gekomen kijk even wat het is”. Het is de nieuwe radio Bulletin die zojuist is bezorgd. Dat moet toch eerst even door gebladerd worden. Op bladzijde 34 staat met grote letters de verbeterde grammofoonversterker! Nu met een meervoudige toonsluis, signaallampje en groter vermogen met tweemaal EL5. Teleurgesteld kijk je naar de prachtige afbeelding en ziet dat zelfs het chassis groter is als het oude ontwerp en dus niet gebruikt kan worden. De demonstratie gaat niet meer door, de versterker gaat weer naar de werkkamer terug een vroegtijdige sloop tegemoet.

Het is even stil in het zaaltje, tot iemand roept dat is toch de hobby om telkens weer wat anders te bouwen. Dat is ook zo, de soldeerbout moet heet blijven en voor de tv zitten is ook niet alles.

Let er wel op bij de bouw van de volgende ervoor te zorgen dat er niet al te veel fase verschuivende netwerken middels een overdaad aan condensatoren en weerstanden worden gebruikt. Het is de bedoeling dat er geen vertragend elektronentransport optreedt. Een nieuwe mode is om parallel geschakelde condensatoren toe te passen. Twee parallel geschakelde condensatoren van ongelijke capaciteit zorgen voor een onderling overlaad probleem wat een negatieve invloed heeft op de transient response. Denk aan de uitspraak van Prof Baumsteiger: “Het aantal onderdelen is omgekeerd evenredig met de te verwachten kwaliteit”.

Er volgt hierop geen reactie, de aanwezigen zijn het er blijkbaar mee eens. Zelf heb ik voor muziekwinkels veel gitaarversterkers gebouwd. Overbekend de in 1963 ontworpen “London City “-versterker met vier maal EL34 in klasse B  die in zeer grote aantallen is gebouwd en waar nu nog tweedehands een hoop geld voor neer geteld moet worden. In 1978 werkte ik voor Helios en ontwierp de 200 Watt Fane Versterker met twee voedingstransformatoren om de nodige overdadige anodestroom te kunnen leveren in een brugschakeling. Het werd een blikvanger op de Firato, aangesloten op de gigantische luidsprekerboxen met de 18 inch Fane luidsprekers waren we overal hoorbaar tijdens de Firato.



Zelf speelde ik ook nog in diverse orkesten, maar dat jaar kwam ik ten val in de sneeuw en brak min rechterpols en onderarm. Bijna een jaar liep ik in het gips, zelfs nog geopereerd om alles enigszins recht te zetten, wat overigens niet goed is gelukt. Muziek maken was in die tijd niet mogelijk. Mijn vrouw stelde toen voor iets met radioverzamelen te gaan doen. Ik had heel lang geleden in 1952 mijn NRG-diploma gehaald en ben daarna twee jaar lang in militaire dienst radiotechnisch instructeur geweest dus ik zou mij daar wel mee weten te vermaken tijdens de gipsperiode. Ik werd dan ook in die tijd lid van de NVHR.

Na het gips kon ik geen gitaar meer spelen met mijn rechterhand. Trompet kon ik al niet meer vanwege mijn gebit en nu dit ook nog. Maar met veel oefenen lukte het mij om toch weer met de accordeon op te treden, Dat was als eerste in Veenendaal in een groot winkelcentrum, een Parijse avond met veel wijn uit Frankrijk om te proeven. Ada en Hans Reulen zullen zich dat nog wel herinneren. Daarna voor de firma Lovers op de rondvaartboten in Amsterdam.



Daarom nu op verzoek van onze voorzitter een accordeon meegebracht, voor het gemak een kleine 80 bas Paolo Soprani een klavieruitvoering. Geschikt om straks na de koffie te laten horen hoe muziek echt klinkt zonder verminking van toonregelingen, timbre-instellingen en wat er nog meer voor moois is, om het echte geluid naar eigen inzicht te veranderen.

Mijn eerste lessen kreeg ik van Fred Roosendaal in 1951 in de studio van accordeonhandel de Vreng in Amsterdam. Nu alweer 67 jaar geleden, je kreeg dan een 32 bas accordeon mee naar huis, daar moest je voor tekenen. Ik weet nog dat we konden kiezen tussen Harry Mooten en Fred Roosendaal als leraar. Ik koos voor de laatste daar ik een voorkeur had voor Franse Musette. Mijn eerste accordeon een Settimi Soprano kocht ik bij de Vreng wat begrijpelijk zal zijn. 

Na de pauze speelde ik op verzoek de overbekende accordeonnummers, waaronder: Olé Guapa van Malando,  Tanzende Fingers  van Will Glahé , Marina van Rocco Granata  en de musettewals  Sous le Ciel de Paris,  En niet te vergeten het beroemde nummer van Jaap Valkhof  uit Rotterdam “Diep in mijn hart“.

Met andere woorden het werd een gezellige avond en dit keer met live music!

Iemand vroeg mij na afkoop of het lastig is, dat het niet gemakkelijk is te zien, waar de toetsen te vinden te zijn die bespeelt moeten worden en links op die kleine basknopjes al helemaal niet. Een goede vraag, want inderdaad ik moet alles op de tast doen. Vandaar mijn vraag: “Is er toevallig een audicien in de zaal, die uitleg kan geven?“

Piet van Schagen. TC NVHR