Verslagen Radiocafé

23 oktober 2018: Het was een zomernachtfeest

Deze avond werd aandacht besteed aan de nodige problemen die overwonnen moeten worden om een zo’n vervormingsvrije weergave van een muzikale uitvoering te verkrijgen.

Twee weken eerder had John Hupse al uitvoerig gesproken over de Karlson resonator. Een box, dat als men die zelf wil bouwen, men moet beschikken over meubelmakerservaring.
Een hoop werk om zoiets even te bouwen voor het geven van een lezing. Maar het was vakwerk wat John had gemaakt en liet horen tijdens zijn voordracht. Zondermeer een goed geluid.

Zo rond 1955 hebben veel amateurs de zaag ter hand genomen om deze wonderlijke luidsprekerbox in elkaar te zetten. Men noemde het al snel de Lissajoe box die het volmaakte geluid zou kunnen geven. Het was de Amerikaan uit Texas Joe Flinch die op zekere dag een grammofoonplaat afspeelde op zijn Williamson versterker verbonden aan een luidspreker type Celestion 12H gemonteerd op een flink klankbord.

Hij vroeg aan zijn vrouw: “Wil je de overgordijnen van de serredeur even opentrekken Lissa?”  “Joe, ik zal het gelijk doen, je mist zeker weer veel hoog in de muziek.” Deze dubbel open te trekken gordijnen blijven aan de bovenzijde een weinig open en aan de onderkant gaan zij vrijwel geheel open. Op de vloer gemeten wel 150 centimeter.

Als we dat zien als de middellijn van een cirkel en dat vermenigvuldigen met 3,14 daarna de uitkomst delen op de geluidssnelheid van 340 m/s dan komen we op een het laagst weer te geven frequentiebereik van 72 hertz. We mogen aannemen dat ook de heer Karlson dat bedacht moet hebben en het gordijn voor de luidsprekerbox heeft geprojecteerd met de nodige bemeten aanpassingen van de luidspreker opstelling.

Het is tijdens de vorige radiocafé-avond voldoende besproken en beluisterd. Als het werkelijk zo goed zou zijn, wat denken muzikanten dan van deze box?  Het houten gordijn voor de luidspreker werkt als een diffiseur. Algemeen hoort men dan ook van muzikanten bij gebruik voor zaalversterking. “Het geluid van een Karlson box komt niet van het podium af!! “ Het geluid blijft als het ware voor de Lissajoe kast hangen.

Inderdaad deze box heeft geen enkele longitudinale afstraling maar is in een huiskamer daarom juist ideaal. Jammer dat de handel er brood in ziet om gebruikers aan te bevelen wat extra kleine luidsprekers aan te brengen die niet alleen zorgen voor kassavulling maar ook voor fase-verschoven looptijden die de echte Karlson kwaliteit bederven.

Let op! Bij het bouwen van een Karlson box dat de hoogte van de Lissajoe opening 1,618 x de open breedte van de onderzijde moet zijn om te voldoen aan de natuurlijke golflengte. Dit volgens berekeningen van Fibonacci, een Italiaanse wiskundige geboren in 1170 wiens theorie nog altijd wordt toegepast.

Toch weer een gezellige en leerzame avond, maar wat horen we nu echt? Niet iedereen heeft hetzelfde gehoor. Ter demonstratie laat ik met mijn stem een toon horen, pak daarna een stemvork en die laat dezelfde toon van 440 hertz horen. Wat aangeeft dat ik een absoluut gehoor heb. Nu valt dat wel mee er zijn daar ook gradaties in en dus mensen die daar nog beter in zijn.

Wie dat niet kan, heeft dus geen absoluut gehoor en er zijn ook mensen met absoluut geen gehoor. Voor deze laatste groep is er gelukkig het gehoorapparaat, alhoewel de standaard bandbreedte slechts 350 tot 3500 hertz is. Met andere woorden wat een pianist met zijn linkerhand op de piano doet kan men dus wel vergeten. Er zijn diverse ondernemingen waar men een gehoortest kan doen.

Iemand die aan een vrouwelijke audicien liet weten dat hij graag de test wilde doen, mocht gelijk plaatsnemen. Hij vertelde dat hij soms wat moeite had om iemand te verstaan en ook dat hij saxofoon speelde. "Ja ik begrijp dat het erg lastig is"; antwoordde de audicien. Terwijl ze dacht: "Weer een die met zijn zak-me-foon zit te spelen" en zei: "Met een van onze hoorapparaten kunt u straks weer bellen zo veel als u maar wilt!"

Ze startte de testapparatuur en met wat piepgeluidjes via een hoofdtelefoon moest de man als hij wat hoorde op een knop drukken. Na afloop een verhaal over negatieve decibellen en gesneuvelde trilhaartjes, geen nood onze chef-audicien zal het apparaat deskundig afregelen volgens deze metingen en u kan straks weer alles horen, tenminste als u het apparaat wilt aanschaffen.

Zover mij is verteld is dat afregelen te doen middels drie draadjes die willekeurig in elkaar gedraaid kunnen worden. Zeker weet ik het niet, maar het zou mij niets verbazen. Hieruit blijkt in ieder geval, dat niet iedereen het door de luidspreker geproduceerde geluid op de dezelfde wijze beluisterd.

Het is te vergelijken met het kijken naar een schilderij. De een vindt het een mooi plaatje, waar de schilder nog wel wat meer aandacht had kunnen besteden. Terwijl een ander niet uitgesproken raakt over de kunstige kwastvoering en het door de schilder gebruikte iconisch rood.

Belangrijk is ook de akoestiek van de ruimte waar de geluidsinstallatie staat opgesteld. Dat geldt niet alleen voor iemand die thuis een cd afspeelt maar ook voor de muzikanten die deze muziek eerder lieten  horen tijdens een optreden. Een mooi voorbeeld is een vraag uit het examen van een opleiding akoestiek van de hogeschool in Gent Departement Muziek en Drama.

De geluidssnelheid bij 0 graden Celcius is 331 m/s en de coefficient van uitzetting van lucht is 0,00366. De geluidssnelheid bij 32 graden Celcius is 331 x de wortel uit
(1 + 0,00366 x 32 ) =  350 m/s.

De A van de klarinet stemt overeen met de golflengte van Lambda en is de lengte van de klarinet 340 m/s / 440 hertz = 0,773 meter. Door de hogere temperatuur wordt de klarinet niet langer en moet deze lengte bij 32 graden overeenkomen met een frequentie van f = 350  / 0,773 m = 453 Hz en is nu 3/5 halve toon hoger. De toon A = 440 Hz en de toon B = 466 Hz we zitten daar nu tussenin.

De piano daarentegen zakt in toon, de snaren worden langer door de hogere temperatuur. Er moet dus nu eerst weer gestemd worden. De synthesizer maakt geen gebruik van enige akoestische geluidsopwekking. Het goede antwoord is dus regel negen van de lijst.

Na drie jaar vier avonden per week radiotechniek te studeren op het ARI (Amsterdams Radio Instituut) op de Hemonylaan in Amsterdam, slaagde ik in 1952 voor mijn NRG-diploma. Echter na mijn eerdere ervaring opgedaan bij Radio Holland in 1949 had ik eigenlijk al gelijk geen zin om nogmaals ergens te gaan werken in een radiobedrijf. Ik had bij Radio Holland al gelijk onenigheid met Ir. Hylkema. Nadat ik hem voorrekende dat mijn verdienste slechts een halve cent per minuut bedraagt, mocht ik gelijk vertrekken. Het werk had trouwens weinig te maken met radio zoals ik mij dat had voorgesteld, oude roestige zenders opknappen zodat ze weer gebruikt konden worden. Ik heb er ter herinnering nog op een laatste zaterdag in dat bedrijf een oude 813 kunnen kopen in het magazijn.

Mijn ouders waren er niet blij mee. Maar met muziek was wel meer te verdienen dan het schamele bedrag van 62 gulden per maand. Maar stel je krijgt iets onder de leden zodat je niet meer kunt optreden wat dan?  Een vaste betrekking geeft toch zekerheid. Mijn ouders waren dan ook blij dat ik een maand later als trompettist werd aangenomen bij de postharmonie.

In onze familie werd nauwelijks aan sport gedaan, maar wel aan muziek. Al heel jong leerde ik al muziek lezen en dus ook omgaan met breuken wat op de lagere school pas in de vijfde klas werd behandelt. We hadden ook vaak bezoek thuis van artiesten, vaak waren die verbonden met de vereniging The Happy Sunshines. Opgericht door Wim van Gulden. Ik herinner mij nog goed de Cascadeur (val kunstenaar) Terstall die woonde om de hoek, de Wama’s  en Mister Rooty de worteltrekkende rekenkunstenaar. Daar heb ik veel van geleerd.

Mijn oom Heinie gaf accordeonles bij Forzando. Een oudere buurjongen speelde steel-gitaar en trad op met een Hawaii-band. Zelf speelde ik gitaar in een mandoline club en trompet in de fanfare Nieuwendam. Na de oorlog in 1952 kocht ik een accordeon en kreeg les van de bekende accordionist Ger Roosendaal. Veel jaren later hebben wij met ons dans- en showorkest De Woodpeckers ook voor Wim van Gulden gewerkt.

In 1956 kwam er een jongen bij ons langs die een grammofoonplaat wilde laten horen. Mijn ouders liefhebbers van operamuziek schrokken toen in onze huiskamer de 'Rock around the clock' muziek van Bill Haley schalde.

Kan je die gitaarsolo ook spelen vroeg de jonge man die zich had voorgesteld met zijn naam Wim van den Zanden. Zelf bleek hij drummer te zijn maar zocht voor zijn viermansformatie nog een elektrische gitarist. Deze muziek spelen was voor mij niet zo moeilijk maar daar had ik toch een andere gitaar voor nodig met stalen snaren. Met de woorden de kost gaat voor de baat uit gaf hij te kennen dat deze uitgaaf er al in een paar weken uit zou zijn. Over veertien dagen moest al voor enige maanden opgetreden worden. Dat betekende snel een geschikte gitaar aanschaffen maar ook een versterker. Dat moest gehaast gebeuren. Op het Waterlooplein kocht ik een Philips 525A waar ik het ontvangstgedeelte uitsloopte.

Het luidsprekerfront plus de schaalopening zaagde ik eruit, zodat het een leuke luidsprekerkast werd. Mijn moeder, toch enthousiast, beplakte het geheel met kunstleer. Alleen het laagfrequentgedeelte bleef bestaan. Geen volumeregelaar, die zat al op de gekochte Amphion jazz-gitaar. Echter één E443H was toch wel wat weinig vermogen. Dus leek het mij verstandig om er een parallel naast te plaatsen.

Dat zou betekenen een forse uitgangstrafo, die vanwege de grote gelijkstroom die er doorheen zou lopen de kern daardoor eenzijdig magnetisch zou zijn er weinig ruimte overblijft voor het audiosignaal. Ik had nog een balansuitgang, die geschikt zou zijn, maar dat zou betekenen een behoorlijke ingreep middels een fasedraaier.

Daarom maakte ik gebruik van een al oud toegepast schema zoals werd gebruikt voor communicatie omroepsystemen. Hierbij wordt in een van de eindbuizen een schermroosterweerstand aangebracht, waar via een condensatorsignaal wordt afgenomen om de andere eindbuis te sturen.

Dit wordt ingesteld met een inwendige te bedienen potentiometer van 500 kOhm. De eerste eindbuis werkt nu tevens met de schermroosteraansluiting als triode-fasedraaier voor de andere eindbuis. Om de schakeling evenwichtig te houden plaatste ik ook eenzelfde weerstand in de schermroosterleiding van de tweede eindbuis.

Beide buizen zijn in de minleiding voorzien van een gezamenlijke negatieve roosterspanningsweerstand van 175 Ohm. Deze waarde is zo groot gekozen dat beide buizen in klasse A staan, anders werkt deze schakeling niet. Deze weerstand wordt niet overbrugd met een condensator, is niet nodig want de buizen werken tegengesteld. De voeding van de eindbuizen is direct op de 1805 aangesloten, met gelijke eindbuizen wordt de brom door de tegengestelde stroom door de balanstrafo opgeheven. Gelijkheid wordt verkregen door een scoop over deze weerstand aan te sluiten, de elco te onderbreken die over de weerstand is aangesloten en dan de potentiometer te verdraaien die het audiosignaal naar het rooster van de tweede E443H regelt, zover dat bij sturing van een LF-signaal met een toongenerator bij de juiste instelling slechts een rechte streep te zien moet zijn.

Vol uit gestuurd werd een uitgangsvermogen van 6 watt gemeten.  Lijkt weinig, maar in die tijd was de gitaar het enige elektrische instrument. Eddy Christani had bij voorbeeld in die tijd een 10 Watt versterker.  De aanwezige zaalversterker was ook vaak een 8 Watt versterker (tweemaal EL3), met op het toneel een wankele standaard met een Ronette kristalmicrofoon. Mocht er ook een piano staan dan was die meestal een weinig vals. Onze pianist nam dan ook altijd een stemkruk mee.

In de door mij samengestelde gitaarversterker werd een  E462 als voorversterker gebruikt en waren er dus  slechts vier condensatoren en een paar weerstanden nodig. Dus geen overdreven verstorende faseverschuivingen. De kwaliteit was dan ook onverwacht goed. Een gitarist die een versterker zocht voor akoestische versterking van zijn klassieke Spaanse gitaar, kwam na afloop van ons optreden in de zaal naast de Stefanus kerk in Amsterdam Noord, het podium op. Hij was zeer geïnteresseerd in de versterker en zei dat hij onder de indruk was van de warme eerlijke klank.

Hij was op zoek naar een dergelijke versterker. Wat hij tot nu toe tegenkwam, die waren niet te gebruiken en meer geschikt voor het draaien van grammofoonplaten. Veelal voorzien van vele knoppen om het geluid te beïnvloeden en naar eigen smaak te kleuren. Ik wil echter de sonore klank van mijn gitaar versterkt horen, anders kan ik net zo goed op een gitaar spelen gemaakt van triplex. Is deze versterker te koop of kan je voor mij eventueel ook zo een maken?

Niet te weten dat dit een begin zou zijn van vele versterkers die door mij gebouwd zouden worden (lees verslag 6 maart 2012). Een paar maanden later heeft hij deze versterker gekocht bij de muziekhandel Van Zalingen op de Buiksloterweg in Amsterdam Noord waar ik hem had ingeruild op de aanschaf. Een dure Höfner gitaar.

Speciaal voor de lezing heb ik nu vele jaren later eenzelfde versterkerchassis in elkaar gezet met tweemaal EL84. Een scoop en een toongenerator meegenomen en tevens een Watt-meter met ingebouwde zware 7 Ohm weerstand voor de uitgangsbelasting.

Beide buizen hebben ieder een eigen kathodeweerstand van 150 Ohm, zodat ik de tweede buis eruit kan laten om het verschil te laten zien op de scoop met een buis en met twee buizen. Tevens om te demonstreren dat als de schakelaar open staat er een behoorlijke tegenkoppeling is en bij het sluiten van dit contact een behoorlijke versterking ontstaat.

Een enkele weerstand zou dus beter zijn of elke kathodeweerstand overbruggen met een elco van 25 uF. Ook de schermroosterweerstanden van 8200 Ohm zorgen voor een 30% verlies van vermogen en tevens voor een forse tegenkoppeling. Bijna vergelijkbaar met een ultra lineaire balansuitgang. Toch haalde ik met één buis een vermogen van 4,5 Watt waarbij om tegenkoppeling te voorkomen door de wisselspanning over de kathodeweerstand tijdens de meting overbrugd werd met een elco van 25 uF.  Met één buis wordt slechts de halve primaire wikkeling gebruikt en met twee de gehele primaire. Met twee buizen worden de kathoden met elkaar verbonden, de wisselspanningen zijn tegengesteld en heffen elkaar op, zoals al eerder vermeld.

De versterking van het schermrooster van de eerste buis is ongeveer 5 x en moet nu ingesteld worden met de potmeter van 500 kOhm en dat moet zorgen voor een rechte lijn op de scoop. Daarna wordt er niet meer aan gedraaid (eventueel vastgezet).

Toch zal de gewenste streep niet geheel goed recht zijn te krijgen daar de twee buizen nooit geheel gelijk zijn, er blijven toch nog wat willekeurige rimpels te zien zijn. Na de meting kan dat verholpen worden door na de meettest toch de eerder gebruikte elco hierover aan te sluiten.

Uiteindelijk is op de Watt-meter (schaal cijfers delen door 20) een RMS-vermogen van 9 watt af te lezen. Na de lezing verwisselde ik de watt meter met een 12 inch 20 Watt luidspreker (vergelijkbaar met een Philips 4200) in een open behuizing en sloot een recorder op de versterker aan.

Op de band het bekende nummer “Het was een zomernachtfeest, een wals melody” gezongen door Eddy Christiani. Een opname uit 1943. Een prachtig warm geluid en er werd nu zelfs gedanst op de muziek! Wat nog niet eerder was vertoond op onze gezellige radiocafé-avonden.

Rt Piet van Schagen.