Verslagen Radiocafé

Verslag 3 juli 2012: Philips 470A, het zonnetje

Deze avond, die helaas niet doorging, zou meegebracht worden een 470A, ook wel het zonnetje genoemd.

Voor iemand die zich meer verdiept in de eerste ontvangers uit de twintiger jaren een wel heel modern exemplaar. Dit toestel speelt dan ook eigenlijk in deze lezing niet de hoofdrol maar meer als decorstuk, waar dan ook nog wat over te vertellen valt. Ik ben geboren in Amsterdam drie hoog achter in de Quellijnstraat op nummer 102. De buurt die de Pijp wordt genoemd. Mijn vader had daar over de gehele zolder verdieping een werkplaats. Waar van alles werd gemaakt maar ook radio’s gebouwd en hersteld werden. Mijn moeder werkte daaraan mee en ik was begrijpelijk ook op zolder als kleuter te vinden als mijn ouders daar werkten.

In 1936 verhuisden wij naar een woning in Amsterdam Noord, ik was toen vijf jaar. Het was een woonwijk naast de Fokker fabriek. Ook daar in de Distelstraat werd het radio werk voort gezet en werden er reparaties verricht voor radiozaken, zoals bijvoorbeeld Radio Mackor op de  Hagendoornweg en Radio van der Hooft op de Nieuwedammerdijk. Meestal waren dat tijdrovende reparaties waar men daar in de winkel geen tijd voor had. Zo stond er vrijwel geregeld een ander radiotoestel bij ons in de huiskamer om proef te spelen alvorens het weer terug ging naar de klant.

In 1939 kwam dan ook de eerste 470A bij ons in huis waar wat aan mankeerde. Volgens mijn vader een handig toestel om te repareren. De vier knoppen losnemen en met zes bouten schroefde je het hele toestel los uit de bakelieten kast. Dat gebeurde dan met een schroevendraaier die eerst even magnetisch werd gemaakt door deze tegen een luidspreker magneet aan te houden. De bouten bleven dan aan de schroevendraaier hangen. Vooral met het weer inbouwen aan te bevelen. Alleen het aarddraadje naar de bodemafscherming moest los gesoldeerd worden. Vervolgens kon je overal bij. Echter de oorlogsdreiging kwam angstig dichterbij. Thuis werden er al voorzorgen getroffen door de ramen te beplakken met stroken plakband om te voorkomen dat bij luchtdruk de stukken glas naar binnen zouden kunnen komen. Voor de ramen boven in de slaapkamers maakte mijn vader houten schotten die er ‘s avonds voor geplaatst konden worden als het werkelijk oorlog zou worden.Op 10 mei trokken de Duitse troepen Nederland binnen.

Het was nu oorlog, ik kan mij nog herinneren dat mijn oom Wim de volgende dag bij ons op bezoek kwam in zijn militaire uniform en vertelde vol trots dat hij een Duits vliegtuig had neergehaald. Ach wij geloofden dat natuurlijk niet dat je met een geweer een vliegtuig vernietigt. Vooral ook omdat Oom Wim altijd al fantastisch kon vertellen. Als kind luisterde ik ook vaak naar die verhalen als wij hem op bezoek kwamen in de Houttuinen en vooral dat hij ook nog piano speelde vond ik prachtig om naar te luisteren. Als ik echter in 2008 mijn tante Ger een paar maal bezoek in Harlingen in het bejaardenhuis de Spiker. Laat zij mij bij elk bezoek de foto zien waarop ik als driejarige op een stoeltje in de tuin bij oma zit met de krant in mijn handen. Onder de foto staat geschreven “Pietje leest de krant”. Dan wordt vervolgens de doos gepakt met de medaille van oom Wim, haar man zaliger, met de brief waarin vermeld “Voor het neerhalen van een Duitse jager” Dus toch echt gebeurd!

Tijdens de eerste oorlogsjaren veranderde het straatbeeld, maar het radiowerk ging gewoon door. Mackor stelde wel hoge eisen wat afregelen betrof. Middenfrequent versterkers moesten gewobbeld worden en op de juiste bandbreedte worden ingesteld. Dan was van der Hooft wat gemakkelijker ingesteld, maar had ook veel te doen met geluidsinstallaties, het was dan ook een wat rommelig winkeltje.

Op 17 juli 1943 deed men een poging om de Fokkerfabrieken te bombarderen.  Nog hoor ik af en toe nog het onheil spellend fluiten in de lucht die ochtend, mijn moeder gilde: “Kom binnen,  het zijn bommen”. We doken onder de tafel, net op tijd. Een hevig gedreun waarbij alles bewoog en de schilderijen van de muur vielen. Buiten een hevig gekerm en geschreeuw en een bijna ondoorzichtbare stofwolk.

Wij waren niet getroffen, wel een grote bomscherf, die dwars door de tuindeur was gevlogen, maar ons niet heeft geraakt. Ik heb deze nog altijd bewaard. Als je dit een keer hebt meegemaakt dan weet je, dat wat op speelfilms wordt vertoond daarbij vergeleken kinderspel is. Er waren in een keer ruim 100 huizen verwoest in onze buurt en zeker 200 honderd zwaar beschadigd. Verders veel glas- en dakschade, om maar niet te spreken over de doden en gewonden. Een week later op zondag 25 juli werd ‘s middags om drie uur nogmaals de Fokkerfabriek gebombardeerd echter nu met succes. Een aantal geallieerde bommenwerpers hadden enige voltreffers geplaatst zodat de fabriek behoorlijk werd vernield.

Begrijpelijk dat radio voor het verzet erg belangrijk was en vooral de berichtgeving uit Engeland hoe de zaken er voor stonden. De Duitsers probeerden dat te verhinderen met stoorzenders zodat wij alleen die berichten konden ontvangen die volgens de bezetter voor onze oren bestemd was. Mijn vader bouwde afstembare raamantennes waarmee de storing omzeild kon worden door gericht af te stemmen. Begrijpelijk moest dat omzichtig gebeuren om niet bestraft te worden. Stel dat een klant een NSB-er zou zijn!!

Maar ook ontstonden er allerlei geheime kranten, eigenlijk meer gestencilde blaadjes die rondgebracht werden om het juiste nieuws te verspreiden. Zo zorgde Mackor voor de berichten door de Engelse zender te beluisteren die in het verzetsblaadje “Alles sal reg kom” verschenen. Dit op initiatief van de kunstschilder Riedijk. Naast ons op nummer 24 was een stencilpost van “de Waarheid” onder leiding van Henk van der Zanden. Eigenlijk heette hij Frits Israël, een naam die in die tijd beter maar even vergeten kon worden. Ik wist niet beter dat deze man daar inwoonde als commensaal. Op 15 augustus 1944 werd er daar een inval gedaan door een stel landwachten onder leiding van een Duitse officier.  Henk verweerde zich door zijn pistool te gebruiken en werd  in een hevig vuurgevecht gedood.

Ook bij ons drongen ze binnen met veel geweld en werd alles overhoop gehaald. Ze namen wat papieren mee en ook mijn cadeautje een E443H voor mijn nog te bouwen versterkertje, ik was die dag daarvoor 13 jaar geworden. Waarschijnlijk was de Duitse officier het niet zo eens met het gedrag van de landwachten en liep het voor ons nog goed af ondanks dat deze officier tijdens zijn inspectie boven radiomateriaal aantrof.

Omdat het voor de bezetter onmogelijk bleek, ondanks stoorzenders en andere maatregelen, nieuws van het voor hun vijandelijk front te weren, werd in begin 1944 bevolen radioapparaten in te leveren. Er waren mensen die hun kostbare toestel verpakten in theekisten met metalen binnen bekleding en deze goed afgesloten begroeven in hun tuin.
Een goedkoop toestel werd dan ingeleverd. Zo werden er bij ons thuis allerlei simpele radio’s gebouwd, die werden verkocht en dan werden ingeleverd. Op het laatst hadden we zelf geen behoorlijke radio meer om af te dragen, de ambtenaar keek dan ook weemoedig naar het gammele apparaat met honigraatspoelen dat mijn vader aanbood en vroeg: “Heeft u daar echt naar geluisterd?” Hij wierp het gelijk op een grote hoop. De accu mocht mijn vader op verzoek weer meenemen voor noodverlichting.

Toch waren er altijd nog wel radio’s die verstopt werden gebruikt voor de berichtgeving van Radio Oranje. Eind 1944 werd het elektriciteitsnet afgesloten en werd het moeilijker om nog iets te ontvangen. Natuurlijk nog wel met kristalontvangers. De tijd brak aan dat ik mijn huiswerk van de MULO moest maken bij het licht van een eenvoudig olielampje. Een leeg glaasje van een mosterdpotje gevuld met iets dat op olie leek, daarin een kurk als drijver met door het midden een katoenen pit. Schrijven met een potlood op papier dat nauwelijks met inkt, als dat er was, beschreven kon worden. Een ellendige tijd, de hongerwinter tegemoet en dan eindelijk 5 mei 1945. We waren weer vrij!!

Overal feest, wij zorgden in onze buurt op het Distelplein voor de geluidsinstallatie. De versterker, die gebouwd was van wat er nog aan materiaal aanwezig was, heeft John Hupse op aanwijzingen nagebouwd en dat is te lezen in het radiocaféverslag van 27 mei 2008. Nog geen elektriciteit maar de bakkerij Bobeldijk met elektrische ovens had dat wel. Met lange kabels maakten we verbinding voor het licht en geluid. Na enige dagen kwamen de eerste radio’s weer te voorschijn. Die weer werden opgegraven hadden toch te lijden gehad van vocht en ongedierte. Vooral het aluminium was behoorlijk aangetast. Van houten kasten had het fineer losgelaten. Een treurig gezicht, maar we kregen ze weer spelend en de kasten gingen naar een meubelmaker om opgeknapt te worden. Er waren er natuurlijk ook die geen radio meer hadden en er graag een wilden kopen. Mijn vader wist de hand te leggen op een partij 470A radio’s.

Waarschijnlijk opgeslagen door de Duitsers en nooit afgevoerd naar de Heimat. Deze moesten opgeknapt worden en met de hele familie  hebben we heel wat bakelieten kasten weer opgepoetst zodat deze er als nieuw uitzagen. Natuurlijk moest er technisch ook veel aan gebeuren.

Altijd werd de top van de EBL1 doorgesoldeerd. Het kwam vaak voor dat de verbinding van het rooster in de top los liet door de warmte van buis en geen of weinig contact meer maakte. Onze verzamelaars, die gelijk als eerste denken aan de koppelcondensator moet ik teleurstellen. Tussen de top (rooster) van de eindbuis en het chassis wordt ongeveer 0,8 à 1 volt positieve spanning gemeten. Dat komt omdat het rooster via R11 en R12 aan een aftakking van de kathode weerstand, R13 van 150 ohm en R15 van 22 ohm is verbonden. Dat heeft te maken met de hier toegepaste uitgestelde AVC. Om deze regeling niet direct te laten werken met zwakke stations wordt als regel gekozen dat deze pas gaat werken bij draaggolven waarvan de sterkte zodanig is, dat de eindbuis volledig uitgestuurd kan worden.

Er wordt dan uitgegaan van een signaal met 30% modulatiediepte. Dit kan worden bereikt door aan de diode die zorgt voor de uitgestelde AVC een negatieve spanning aan te leggen. Dit wordt hier bereikt door de kathode weerstand van de EBL1 zo groot te maken dat de positieve spanning gemeten aan de kathode een waarde heeft van 7,5 volt. Echter bij volle uitsturing van de eindpenthode is de negatieve roosterspanning aan het stuurrooster te groot. Vandaar dat de lekweerstanden R11 en R12 op een aftakking zijn aangesloten. Let er ook op dat deze diode capacitief is aangesloten via de bedradingscapaciteit met de primaire wikkeling van de tweede middenfrequenttrafo.

(in het schema gestippeld getekend)

Veranderen van de bedrading moet dus bij herstellingen voorkomen worden.  Er is geen laagfrequent voorversterker aanwezig dus zelfs als C26 een geringe lek vertoond zal dat geen nadelige gevolgen hebben zoals dat voorkomt bij koppelcondensatoren die aangesloten zijn op de hoge positieve anodespanning van een voorgaande buis. Een condensator die wel aandacht nodig heeft is C38 (20000 pF) de ratelcondensator over een helft van de hoogspanningswikkeling van de voedingstrafo.

De voor deze avond bedoelde lezing meegebrachte 470A kocht ik lang geleden op het Waterlooplein in 1979 voor 75 gulden en de radio was nog in de originele staat. Het toestel speelde perfect en ik heb slechts wat stof weggehaald.

De foto’s laten ook zien dat er ook werkelijk niets aan is hersteld. Hoewel teerdotten er bekend om staan dat ze geneigd zijn enige lekkage te vertonen, heb ik er toch geen een vervangen. Zonde om in zo’n nog goed uitziend toestel met een soldeerbout te gaan rommelen. Voor de schermroosters van de EK2 en EF9 is zwevende schermroosterspanning toegepast. Stel dat de condensatoren C35 en C40 enig lek vertonen dan hebben we vaste schermroosterspanning zoals bij tetroden wordt toegepast. De nodige capaciteit is nog aanwezig dus vervangen is dan niet direct nodig. Het toestel blijft dan zoals het uit de fabriek kwam en trouwens wanneer zal het toestel aangezet worden? Moet het per se werken? Het voldoet toch niet aan de hedendaagse normen van de zendstations. Het is mogelijk ook een pick-up aan te sluiten, echter de gevoeligheid laat te wensen over.

De volumeregelaar is zelfs onder de voedingstrafo gemonteerd, wat al aangeeft dat de gevoeligheid gering is. In de bij aankoop toegevoegde gebruiksaanwijzing is te lezen hoe dit te verhelpen.

Om een redelijk volume te verkrijgen wordt aanbevolen een laagfrequenttrafo tussen te schakelen met een verhouding 1:3. Het beste voldoet begrijpelijk de Philips 4003.

De toonregeling is wel heel eenvoudig een hoog afsnijfilter in de anode van de EBL1 middels een regelaar van 50 kOhm en een condensator van 20000 pF.

Nu gaat het hier om een toestel dat er goed uitziet en betrekkelijk weinig mankeert.
Maar als het een 470A betreft die er heel slecht aan toe is, waarbij teerdotten zijn opengebarsten met gevolg grotere lekkages, daarbij door verandering van het diëlektricum waardeverandering, dan zal men als het weer moet werken behoorlijk moeten aanpakken. Dat kan op twee manieren:

  • speelbaar maken met weerstanden en condensatoren die toevallig voorhanden zijn of;
  • restaureren.

In het laatste geval raad ik aan eerst foto’ s te maken om later weer precies alles weer aan te kunnen brengen. Nieuw gemaakte teerdotten zijn in onze vereniging verkrijgbaar die werkelijk niet van de oude exemplaren zijn te onderscheiden. Dus geheel origineel met opdruk er uit zien.

Denk er aan de bedrading weer op dezelfde manier aan te brengen. Blanke draad nu gaan voorzien van olie of ander type kous, betekent onderlinge capaciteitsverhoging!!
Een prachtig voorbeeld van restaureren is te zien op onderstaande foto.

Het is een van de foto’s van een door John Post, uit Australië, gerestaureerde KY158. Begrijpelijk dat dergelijk werk niet in een week geklaard kan worden. Hier gaat heel wat tijd in zitten. Het resultaat mag er dan ook zijn.

Piet van Schagen.