Hulpschakelingen

Afstemogentester: Frank Hartgers

EEN HANDIG AFSTEMOGENTESTERTJE
De meeste verenigingsleden zullen wel net als ik een aantal gebruikte afstemogen bezitten. Helaas behoren deze buizen tot de slijtage-artikelen, omdat de intensiteit van het lichtgevende scherm bij regelmatig gebruik al snel afneemt. Het valt dus te verwachten dat een deel van onze gebruikte-ogenvoorraad onbruikbaar is, zeker indien er exemplaren bij zijn waarvan we de historie niet kennen.
Er ontstaat dan de behoefte om deze afstemogen te testen om de zwakke broeders er uit te kunnen halen. Het is natuurlijk mogelijk om een radio met afstemoog als ogentester te gebruiken, maar dat stuit op enkele bezwaren: de toegankelijkheid van het oog is vaak slecht en je kunt alleen maar ogen uitproberen, die dezelfde buisvoet en aansluitingen hebben als het in de radio aanwezige exemplaar. Deze bezwaren zijn te ondervangen door een speciaal ogentestertje te bouwen, waarmee uiteenlopende typen snel en gemakkelijk op hun bruikbaarheid kunnen worden beoordeeld. Door gebruik te maken van onderdelen die de rechtgeaarde verzamelaar reeds in zijn bezit heeft of die op onze ruilbeurzen nog gemakkelijk verkrijgbaar zijn, kan iedere handige knutselaar voor weinig geld zijn eigen ogentestertje bouwen, waarmee een test gemakkelijk is uit te voeren.

UITVOERING VAN HET TESTERTJE
De uitvoering van het testertje kan binnen ruime grenzen aan de beschikbare onderdelen of wensen worden aangepast. Ikzelf heb een AMROH Uniframe chassis gebruikt waarop ik 7 buisvoeten heb gemonteerd. Hiermee kan ik vrijwel alle typen ogen die ik bezit beproeven. Het is natuurlijk mogelijk om hoog- en gloeispanning uit een radio te 'lenen', maar ik vind een ingebouwde voeding wel handig, want dan is het gewoon een kwestie van de stekker in de contactdoos steken en klaar is Kees. De voorziening van de hoogspanning kan heel eenvoudig zijn, omdat dit geen gelijkspanning behoeft te zijn.

Mijn testertje is uitgerust met een lief en klein AMROH P174 trafootje, dat secondair 225V bij 30mA en 6,3V bij 1A levert. Eén kant van de hoogspanningswikkeling ligt aan massa/kathode en de andere aan de hoogspanningsklem, zonder gelijkrichtdiode en afvlakcondensator (een diode en condensator mogen wel, maar zijn hier niet noodzakelijk). Het ontbreken van diode en condensator heeft nog als voordeel dat men gevrijwaard is van een mogelijke oplawaai van de positieve hoogspanning van de geladen condensator nadat het apparaat is uitgeschakeld. Daarnaast zijn we ook verlost van het euvel dat, door de geringe stroomafname, een afvlakcondensator na de diode voor de gelijkrichting van de hoogspanning tot de topwaarde van de wisselspanning (1,41 x de effectieve waarde) wordt opgeladen, waardoor voor een gelijkspanning van 250V een secondaire wisselspanning van ongeveer 180V nodig zou zijn, wat weer een niet gangbare waarde voor een voedingstrafo is.

De 7 buisvoetjes staan alle parallel op de hoog- en gloeispanning aangesloten en elk voetje is afzonderlijk voorzien van de noodzakelijke hulpanodeweerstanden (0,5-2,0 M), welke weer samen met het lichtgevende scherm op de hoogspanning zijn aangesloten. Hoewel dit een aantal extra weerstanden vraagt, is het bij het testen prettig dat er twee of meer ogen tegelijkertijd kunnen branden, zodat men de schermintensiteit van een te onderzoeken exemplaar met die van een nieuwe EM4 of EM34 kan vergelijken. Op de bijgaande foto van het testertje branden zelfs alle 7 ingezette ogen gelijktijdig.

Als gloeispanning is op het P174 trafootje alleen 6,3V aanwezig, waardoor men zonder kunstgrepen beperkt is tot buizen uit de E-serie (EM- EFM1/11 typen). Voor andere gloeispanningen moet een extra gloeistroomtrafootje met de juiste spanning op de betreffende buisvoet worden aangesloten. De gloeispanning van 6,3 V wordt tevens gelijkgericht tot een negatieve topwaarde van ongeveer 9V. Deze negatieve spanning is regelbaar met een potmeter en wordt aan het stuurrooster van het te testen oog gelegd. Men kan het oog dus ook nog sluiten en openen door de potmeter te verdraaien. Een signaallampje (bij mijn testertje een rode LED die via een weerstandje op de -9V is aangesloten) geeft aan of de netspanning is ingeschakeld.

KEUZE VAN GEMONTEERDE BUISVOETEN
Op het uniframe chassis is plaats voor 7 voeten. Gebaseerd op de meest voorkomende typen afstemogen koos ik voor de volgende buisvoeten:
1) Een noval-voet voor de typen EM80 en EM81.
2) Een noval-voet voor de typen EM84 en EM85.
3) Een P-voet met 8 contacten voor de typen EM1 en EM4.
4) Een P-voet met 8 contacten voor het type EFM1.
5) Een Duitse staalvoet voor de typen EM11 en EFM11.
6) Een Amerikaanse voet met 6 contacten voor de typen 6E5, 6G5 en 6U5.
7) Een octal-voet voor de typen EM34 en EM35 (let op bij EM35!), UM4 en enkele Engelse en Amerikaanse afstemogen.
Er zijn nog enkele oogtypen, die niet in de bovenstaande buisvoeten passen (o.a. EM71 en de miniatuurbuizen DM70/DM71).
Hiervoor kunnen eventueel nog voetjes in de aanwezige gaten in de achterkant van het chassis worden gemonteerd.

BOUW VAN HET TESTERTJE
De geïnteresseerde knutselaar heeft waarschijnlijk genoeg aan de bovenstaande tekst, de foto en het bijgevoegde schema met één aangesloten afstemoog om een testertje naar eigen wensen te kunnen samenstellen. Om de buisvoetjes van het testertje op de juiste wijze aan te sluiten is een goed buizenhandboek noodzakelijk. Het is wel aan te raden om bij elk voetje duidelijk te vermelden voor welke buis of buizen het voetje is bedraad om nare vergissingen bij een later gebruik te voorkomen!
HET TESTEN VAN OGEN
Na het inzetten van een oog in het juiste voetje en het inschakelen van de netspanning kan de lichtintensiteit bekeken worden en het oog op goede werking worden gecontroleerd door de as van de potmeter te verdraaien. Indien men een oog wil testen waarvoor wel een passende voet aanwezig is, maar waarvan het typenummer niet overeenkomt met de vermeldingen bij het betreffende voetje, moet men altijd controleren of deze voet voor deze buis wel goed is aangesloten. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, zal men tijdelijk de bedrading van dit voetje moeten aanpassen (o.a bij het octal-voetje voor testen van een UM4)! Uiteraard dient men dan zo snel mogelijk na een “bijzondere testerij” de bedrading van de betreffende voet weer in de staat te brengen die bij de aangegeven buistypen hoort.

VERWARRING OVER DE JUISTE AANSLUITINGEN VAN HET BUISTYPE EM35
Degenen die, met mij, over verscheidene buizenhandboeken beschikken en de moeite nemen om de gegevens van een bepaald buistype in deze handboeken onderling te vergelijken, worden soms geconfronteerd met tegenstrijdige informatie. Dit geldt ook voor het type EM35. In het verder voortreffelijke Muiderkring buizenhandboek zijn de aansluitgegevens voor het type EM35 onjuist! Een EM35 van Telefunken dient op dezelfde wijze als een EM34 te worden aangesloten. Dit is in overeenstemming met de gegevens in mijn Telefunken buizenhandboek. Dit geldt waarschijnlijk voor alle, niet-Britse fabricaten.

Ik ben er inmiddels achter gekomen waarin de fout in het MK boek schuilt: een EM35 is gelijk aan een EM11, maar voorzien van een octal-sokkel. De afbeelding bij de EM35 in het MK buizenboek is volkomen gelijk aan de afbeelding die bij de EM11 hoort, inclusief de nummering van de aansluitingen bij de Duitse staalvoet (per abuis die van een EM11), terwijl de penaansluitingen hadden moeten overeenkomen met de nummering van een EM34. Deze fout is in ieder geval aanwezig in de 5e t/m de laatste, 19e, druk en dus vermoedelijk in alle 19 drukken. Het lijkt er dus op dat deze fout gedurende ongeveer 25 jaar nooit is opgemerkt of dat iemand die dit wel had opgemerkt niet de moeite nam om de Muiderkring in te lichten. Bij deze dus eindelijk een rectificatie van deze reeds lang bestaande onjuistheid. Een ander, zeer compleet buizennaslagwerk is de tweede druk uit 1954 van de International Radio Tube Encyclopaedia, samengesteld door B.B. Babani.

Om de verwarring nog groter te maken worden in dit boek voor het type EM35 (Mullard) dezelfde penaansluitingen opgegeven als voor de hier vrijwel onbekende Britse typen Y61/62/63/64, die weer afwijkend zijn van de ook in dit boek juist opgegeven aansluitingen voor EM34. Ik bezit ook twee afstemogen met een octal-sokkel waarvan het typenummer verdwenen is, maar die waarschijnlijk beide van Britse makelij zijn (één buis is van Brimar-huize, op de ander is geen merk meer te vinden). De inwendige delen lijken veel op die van een EM34 of Duitse EM35, maar deze twee buizen moeten wèl als een Britse EM35 of Y61 worden aangesloten, anders doen ze het niet. Het is dus oppassen geblazen indien men een EM35 in handen krijgt, zeker indien deze van een niet-Duits fabricaat is. Rest me tot slot nog om de bouwers van een ogentester succes toe te wensen. De bouw is een fluitje van een cent en het is een prettig hulpmiddel bij het sorteren van gebruikte afstemogen.

Terug naar de werking van de schakeling: als van de primaire spoel de ene kant wordt verbonden met massa, moet dezelfde kant van de secundaire spoel ook worden verbonden met massa. Op deze manier komt er op de middenaftakking van de secundaire spoel een hoge spanning te staan die positief is ten opzichte van massa. Dit is de anodespanning voor de buizen.